28
NL
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
5.4.9 N
A HET WERK
Breng de machine tot stilstand, zet de gashendel in de «LANGZAAM» stand en schakel de
motor uit door de sleutel in de «STOP» stand te draaien.
Uitgerust dient de gashendel, 20 seconden voordat de motor uitge-
schakeld wordt, in de “LANGZAAM” stand gezet te worden om een ontploffing in de
knalpot te vermijden.
Haal altijd de sleutel uit het contact alvorens de machine onbe-
heerd achter te laten.
Om de lading van de accu in stand te houden, wordt de sleutel niet in de
stand «DRAAIEN» gelaten wanneer de motor niet aanstaat..
5.4.10 D
E MACHINE REINIGEN
Maak, na elk gebruik, de buitenkant van de machine schoon, leeg de opvangzak en klop deze
goed uit om alle gras- en aarderesten te verwijderen.
Leeg de opvangzak altijd en laat geen containers met gemaaid gras
in gesloten ruimtes achter.
Reinig de kunstof delen van de machine met een vochtige spons en een schoonmaakmiddel.
Let er op dat de motor, de elektrische onderdelen en de elektronische kaart onder het dash-
board niet nat worden.
Gebruik in geen geval hogedrukreinigers of bijtende middelen voor het
reinigen van de carrosserie en de motor!
Het reinigen van de binnenkant van het maaidek en het uitwerpkanaal dient, onder de volgende
condities, op een harde ondergrond te gebeuren:
– met de opvangzak of de steenbeschermkap bevestigd;
– de gebruiker zit op de machine;
– de motor draait;
– de koppeling staat in de vrije stand;
– de messen zijn ingeschakeld.
Sluit een waterslang eerst op de ene speciale fitting (1)
aan en daarna op de andere en laat voor enkele minu-
ten in elke fitting water lopen terwijl de messen draai-
en. Het is beter om het maaidek, voor het schoonma-
BELANGRIJK
!
LET OP!
BELANGRIJK
!
LET OP!
!
LET OP!
1