���
CLFG
CLFG
11
CLFG
16
CLFG
26
CLFG
41
CLFG
61
CLFG
81
CLFG 101
P
O
N
A
C
M
E
F
F
T
B
B
H
E
F
S
K
Q
Q
Q
Q
E
CLFG (01)
Bedieningsvoorschrift
Vacuümpompen
Uitvoeringen
Dit bedieningsvoorschrift is geldig voor de volgende oliegesmeerde schottenpompen van de serie:
CLFG 11, CLFG 16, CLFG 26, CLFG 41, CLFG 61, CLFG 81, CLFG 101, met een einddruk van 50 mbar abs.
Variant (01)
➝
Uitblaasuittrede door open uitblaasdeksel met uitblaaszeef
zie figuur
���
Variant (02)
➝
Uitblaasuittrede door een gesloten uitblaasdeksel met draadaansluiting
zie figuur
���
De capaciteit bij vrije aanzuiging bedraagt 10, 15, 25, 40, 60, 80 en 100 m
3
/h bij 50 Hz. Het verband tussen de capaciteit
en de druk is weergegeven op de maatschetsen D 101.
Beschrijving
De genoemde typen hebben zuigzijdig een standaard ingebouwd fijnfilter en aan de uitlaatzijde een olienevelfilter voor
de terugvoer van de olie in het smeersysteem. Met behulp van een oliepomp wordt de smeerolie nauwkeurig gedoseerd.
Een ventilator tussen pomphuis en motor zorgt voor de intensieve koeling. De ventilator bevindt zich in een tegen
aanraking beschermend ventilatorhuis.
Een ingebouwde terugslagklep voorkomt het beluchten van het systeem na het uitschakelen van de vacuümpomp. De
aandrijving van de pomp geschied door een IEC-flensmotor middels een koppeling.
Met een vacuümregelventiel (C) kan met het vacuüm instellen op de gewenste waarde welke naar boven begrensd is.
Toebehoren: een extra terugslagklep (ZRK), een stofafscheider (ZFP), een vacuümdicht aanzuigfilter (ZVF), een
motorbeveiligingsschakelaar (ZMS) en een vacuümmeter.
Toepassing
De machines zijn geschikt voor industriële toepassing, d.w.z. dat de beveiligingen conform EN DIN 294
zijn volgens tabel 4 voor personen boven de 14 jaar.
De CLFG-vacuümpompen zijn geschikt voor het evacueren van gesloten systemen of voor een continue vacuüm in de
volgende bereiken:
CLFG (50 Hz): 50 tot 700 mbar (abs.)
CLFG (60 Hz): 50 tot 500 mbar (abs.)
Bij een constant vacuüm buiten deze grenzen bestaat het gevaar van olieverlies uit de uitblaasopening. Bij het
evacueren van een gesloten systeem van atmosferische druk tot een bepaalde einddruk bestaat dit gevaar niet mits
de bovenstaande drukken binnen 10 minuten bereikt worden.
De aangezogen lucht mag waterdamp bevatten, maar geen water of andere vloeistoffen. Agressieve of
brandbare gassen mogen niet verpompt worden.
Bij het verpompen van brandbare of agressieve gassen en dampen, met speciale uitvoeringen, dient men te
handelen volgens de veiligheidsvoorschrift XN 2.
De omgevingstemperatuur en de temperatuur van de aangezogen lucht moet tussen de 5° en 40° C te
liggen. Bij temperaturen buiten deze waarden verzoeken wij u contact met ons op te nemen.
De standaard uitvoering mag niet in ruimten gebruikt worden die explosie gevaarlijk zijn. Er zijn speciale Ex uitvoeringen
beschikbaar.
Tegendruk aan de uitlaatzijde van de pomp is toegestaan tot een druk van + 0,1 bar.
Bij toepassingen, waarbij een onbedoeld afzetten of uitval van de vacuümpomp tot gevaarlijke situaties
voor personen of installaties kan leiden, dienen voldoende veiligheidsmaatregelen genomen te worden.
BN 101
1.4.2000
Werner Rietschle
GmbH + Co. KG
Postfach 1260
79642 SCHOPFHEIM
GERMANY
0 76 22 / 392-0
Fax 0 76 22 / 39 2300
E-Mail: [email protected]
http://www.rietschle.com
Rietschle BV
Bloemendalerweg 52
1382 KC WEESP
NETHERLANDS
0294 / 4186 86
Fax 0294 / 4117 06
E-Mail:
[email protected]
http://www.rietschle.nl