rev04
73
1. INTRODUCTIE
Het voertuig is uitgerust met een veiligheidssysteem tegen diefstalpogingen, dat door de radiobesturing van uw auto bediend wordt.
Het systeem verstrekt een volledige bescherming.
1. beveiliging tegen het optillen van de auto.
2. detectie van stoten.
3. beveiliging tegen het doorsnijden van kabels (sabotage).
4. beveiliging tegen startpogingen.
5. paniekfunctie.
2. INSCHAKELING / UITSCHAKELING VAN HET VEILIGHEIDSSYSTEEM
2.1. Inschakeling / uitschakeling met gedeactiveerde Main-libre-functie (gebruik als zender)
Druk voor de activering van het systeem één keer op knop nr. 1 van de zender. De inschakeling wordt bevestigd door:
• Drie keer kort knipperen van de richtingaanwijzers
• Drie hoge geluidssignalen (als deze functie ingeschakeld is - zie paragraaf 13)
• Inschakeling van de LED.
De LED blijft ongeveer 60 sec permanent branden. Het gaat om de zogenaamde inhibitieperiode, die de stabilisatie van de regeleenheid
mogelijk maakt (gedurende de eerste 20 sec.) en vervolgens het testen van de functies (40 sec.) – zie paragraaf 8. “Check control-functie”.
Na het verstrijken van deze tijd begint de LED te knipperen om aan te geven dat het systeem volledig actief is. De immobilizer is reeds
werkzaam tijdens de inhibitietijd.
Druk voor de deactivering van het systeem één keer op knop nr. 1 van de zender. De uitschakeling wordt bevestigd door:
• Eén keer lang knipperen van de richtingaanwijzers (*)
• Een laag geluidssignaal (als deze functie ingeschakeld is – zie paragraaf 13)
• De uitschakeling van de LED.
(*) Een keer kort knipperen signaleert dat de batterij bijna leeg is en vervangen moet worden.
2.2. Inschakeling / uitschakeling met geactiveerde Main-libre-functie
Is het paneel eenmaal uitgeschakeld, dan wordt het veiligheidssysteem binnen 21 sec. automatisch geactiveerd nadat de zender de
actieradius van de ontvanger verlaten heeft (ongeveer 3 meter). Ook in dit geval wordt de inschakeling van het systeem als volgt bevestigd: