70
c) Rijden van het voertuig
• Een verkeerd gebruik van het product kan zware letsels en beschadigingen tot gevolg hebben! Rijd daarom alleen
zolang u direct zichtcontact met het modelvoertuig heeft. Rijd daarom ook niet ´s nachts.
• Rijd alleen als uw reactievermogen niet verminderd is. Vermoeidheid of beïnvloeding door alcohol of medicijnen kan
verkeerde reacties tot gevolg hebben (net als bij een echt voertuig).
• Met dit modelvoertuig mag u niet op openbare straten, pleinen en wegen rijden. Gebruik het ook niet op privaat
terrein zonder de toestemming van de eigenaar.
• Rijd niet op mensen of dieren af!
• Rijd niet door nat gras, water, modder of sneeuw en als het regent. Het modelvoertuig is noch waterdicht noch
watervast.
• Vermijd het rijden bij zeer lage buitentemperaturen. Bij koud weer kan de elasticiteit van het kunststof van het
voertuig afnemen. Dan zullen ook kleine ongevallen beschadigingen aan het modelvoertuig veroorzaken.
• Rijd niet bij onweer, onder hoogspanningsleidingen of in de buurt van zendmasten.
• Laat de zender steeds ingeschakeld zolang het modelvoertuig in gebruik is. Voor het afstellen van het voertuig
schakelt u altijd eerst de rijregelaar van het voertuig af uit en ontkoppelt u vervolgens de stroomtoevoer volledig van
de rijregelaar.
Pas nu mag de zender uitgeschakeld worden.
• Bij zwakke batterijen (of accu´s) in de afstandsbediening zal de reikwijdte verminderen. Als de stroomtoevoer in het
voertuig zwak wordt, zal het voertuig langzamer rijden of niet meer correct op de zender reageren.
De stroomtoevoer in het voertuig (4 batterijen of 4 accu’s van het type AA/mignon) dient niet tot het voor-
zien van de motor van stroom via de rijregelaar, maar de rijregelaar veroorzaakt ook de voor de werking
nodige spanning/stroom voor de ontvanger en de stuurservo.
Daartoe is in de rijregelaar een BEC (Engels “Battery Eliminator Circuit”, elektronische schakeling voor
directe stroomvoorziening van de ontvanger zonder extra ontvangersaccu).
Als de batterijen/accu’s in het voertuig zwak worden, daalt ook de spanning aan de ontvanger, wat ertoe
leidt dat het voertuig niet meer op de stuurbevelen van de zender reageert.
In dit geval beëindigt u het rijden onmiddellijk (rijregelaar uitschakelen, stroomtoevoer van het voertuig ontkoppelen,
zender uitschakelen). Vervang daarna de batterijen/accu’s van de zender of het voertuig.
• Zowel motor, de aandrijving als de rijregelaar worden tijdens de werking warm. Houd voor elke batterij-/accuvervanging
een pauze van ten minste 5 minuten.
Raak de motor en de rijregelaar niet aan tot deze afgekoeld zijn. Verbrandingsgevaar!