NL
,QVWDOOHUHQYDQGHNRHOVWRÀHLGLQJHQ
)LJ
)LJ
.RHOOHLGLQJHQ)LJ
Verwijder het onderhoudspaneel
D
(drie schroeven) en de pijpafdekkingen aan de
voorzijde
A
(twee schroeven) en de achterzijde
B
(twee schroeven).
1
0DDNGHYHUELQGLQJHQYDQGHNRHOVWRÀHLGLQJHQYRRUKHWELQQHQEXLWHQDSSDUDDW
als het afsluitkraan van het buitenapparaat geheel gesloten is.
2
Ontlucht de binnenunit en de verbindingsleidingen.
3
Controleer na het aansluiten van de koelstofpijpen de pijpen en het binnenapparaat
op gaslekkage. (Zie 4.4. “Luchtdichtheid van de koelstofpijpen testen”.)
4
Maak de koelmiddelleidingen vacuüm via de service-aansluiting van de vloeistof- en
gasafsluitkleppen. Open dan de afsluitkleppen helemaal (zowel de vloeistof- als
gasafsluitkleppen). Hierdoor zullen de koelstofpijpen van het binnen- en buitenap-
paraat volledig met elkaar worden verbonden.
$OVKHWDSSDUDDWZRUGWLQJHVFKDNHOGWHUZLMOGHDIVOXLWNUDQHQQRJJHVORWHQ]LMQ
zullen de compressor en de regelkraan beschadigd raken.
*HEUXLNHHQOHNGHWHFWRURI]HHSVRSRPGHSLMSYHUELQGLQJHQYDQKHWEXLWHQDS
-
paraat te controleren.
*HEUXLNQLHWGHNRHOVWRIXLWKHWDSSDUDDWYRRUKHWYHUZLMGHUHQYDQOXFKWXLWGH
NRHOVWRÀHLGLQJHQ
7UHNQDYROWRRLLQJYDQGHSURFHGXUHGHNUDDQGRSSHQDDQWRWKHWMXLVWHDDQ
-
haalmoment: 20 tot 25 N·m (200 tot 250 kgf·cm).
$OVGHGRSSHQQLHWZRUGHQWHUXJJHSODDWVWHQDDQJHWURNNHQNDQNRHOVWRÀHNNDJH
optreden. Let erop dat de binnenzijde van de kraandoppen niet wordt beschadigd,
DDQJH]LHQGH]HZHUNHQDOVHHQDIGLFKWLQJGLHNRHOVWRÀHNNDJHYRRUNRPW
5
Dicht de uiteinden van het isolatiemateriaal bij de pijpverbindingen af met afdichtmid-
del om te voorkomen dat er water onder het isolatiemateriaal doordringt.
/XFKWGLFKWKHLGYDQGHNRHOVWRISLMSHQWHVWHQ
(1) Sluit het testgereedschap aan.
&RQWUROHHURIGHDIVOXLWNUDQHQ
A
en
B
zijn gesloten en open deze niet.
9HUKRRJGHGUXNLQGHNRHOPLGGHOOHLGLQJHQYLDGHVHUYLFHDDQVOXLWLQJ
C
van
de vloeistofafsluitklep
A
en de gasafsluitklep
B
.
(2) Voer de druk niet meteen op tot de opgegeven waarde, maar verhoog deze beetje
bij beetje.
1
Voer de druk op tot 0,5 MPa (5 kgf/cm
2
G), wacht vijf minuten en controleer
vervolgens of de druk niet terugloopt.
2
Voer de druk op tot 1,5 MPa (15 kgf/cm
2
G), wacht vijf minuten en controleer
vervolgens of de druk niet terugloopt.
3
Voer de druk op tot 4,15 MPa (41,5 kgf/cm
2
G) en meet de omgevingstempera-
tuur en koelstofdruk.
$OVGHJHVSHFL¿FHHUGHGUXNRQJHYHHUHHQGDJODQJDDQZH]LJEOLMIWHQQLHWWHUXJ
-
loopt, zijn de pijpen in orde en zijn er geen lekkages.
$OVGHRPJHYLQJVWHPSHUDWXXUYHUDQGHUWPHW&]DOGHGUXNYHUDQGHUHQPHW
ongeveer 0,01 MPa (0,1 kgf/cm
2
G). Voer de nodige aanpassingen uit.
(4) Als de druk in stap (2) of (3) terugloopt, is er een gaslek. Zoek het lek.
A
$IVOXLWNUDDQYORHLVWRI]LMGH!
B
$IVOXLWNUDDQJDV]LMGH!
C
Serviceaansluiting
D
Open-/sluitgedeelte
E
Plaatselijke leiding
A
Pijpbedekking aan voorzijde
B
Pijpbedekking
C
Afsluitkraan
D
Onderhoudspaneel
E
Buigstraal: 100 mm-150 mm
F
Afgesloten, idem voor gaszijde
G
Pijpafdekking
H
Gebruik hiervoor geen sleutel.
Koelmiddellekkage kan het gevolg zijn.
I
Gebruik hier twee sleutels.
:LM]HYDQRSHQHQYDQGHDIVOXLWNUDDQ
(1) Gaszijde (Fig. 4-12)
1
Verwijder de dop, trek het handvat naar u toe en draai dit een kwartslag tegen de
klok in om de kraan te openen.
2
Let erop dat de afsluitkraan geheel open is, druk de hendel in en draai de kap
terug naar de oorspronkelijke stand.
(2) Vloeistofzijde (Fig. 4-13)
1
Verwijder de kap en draai de kraanstang zo ver mogelijk tegen de klok in met behulp
van een 4mm-inbussleutel. Stop met draaien wanneer de nok wordt bereikt.
(ø6,35: Circa 4,5 giri) (ø9,52: Circa 10 giri)
2
Let erop dat de afsluitkraan geheel open is, druk de hendel in en draai de kap
terug naar de oorspronkelijke stand.
A
Kraan
B
Zijde van het apparaat
C
Handgreep
D
Kap
E
Zijde van de plaatselijke leiding
F
Open-positie-zijde
G
Serviceaansluiting
H
Sleutelgat
I
Stroomrichting koelmiddel
,VROHUHQGHEHNOHGLQJYRRUGHNRHOVWRÀHLGLQJHQ
'HSLMSHQNXQQHQ]RZHOYRRUDOVQDKHWDDQVOXLWHQZRUGHQEHNOHHGPHWLVRODWLHPD
-
teriaal met een dikte van maximaal ø90. Snij het isolatiemateriaal langs de groef
open en breng het op de pijpen aan.
Inlaatopening voor de leidingen
'LFKWGHLQODDWRSHQLQJHQURQGGHSLMSHQJURQGLJDIPHWDIGLFKWPLGGHORINLW
(Als de openingen niet worden gedicht, kan er geluid door hoorbaar zijn of kunnen
water en stof het apparaat binnendringen en storingen veroorzaken.)
B
C
E
A
D
(1)
1
2
)LJ
)LJ
(2)
1
2