proGAV
®
Tools
GEBRUIKSAANWIJZING |
NL
3.06 FOUTENOPSPORING EN -
OPLOSSING
Het
proGAV Verification Tool
moet zoveel
mogelijk in het midden op het ventiel wor-
den geplaatst, om een verkeerde meting
van de openingsdruk te voorkomen.
Gecontroleerd moet worden of de pijlmar-
keringen op de behuizing van het Verifica-
tion Tool overeenstemmen met de stroom-
richting in het Shunt System. Daarbij moet
de markering van het Verification Tool in
richting van de proximale (naar het ventrikel
leidende) katheter wijzen.
Tijdens het instellen van de differentiaal-
drukeenheid van de
proGAV
mag de ope-
ningsdruk met maximaal 8 cmH
2
O per
instelprocedure worden gewijzigd, om fou-
ten te voorkomen.
Voorbeeld: De openingsdruk moet van 3
naar 18 cmH
2
O worden veranderd. Het
instellen moet in twee stappen gebeuren:
eerst instelling van 3 naar 11 cmH
2
O en
aansluitend van 11 naar 18 cmH
2
O.
Het
proGAV Verification Compass
is
gevoelig voor en reageert op externe mag-
netische velden. Om ongewenste wissel-
werkingen uit te sluiten, mag het
proGAV
Adjustment Tool
tijdens het meten van de
openingsdruk zich niet in de buurt van
het
proGAV Verification Compass
bevin-
den. We raden aan om een afstand van
minstens 30 cm te bewaren.
Door het zwellen van de huid kan het
zijn dat enkele dagen na een opera-
tie het instellen moeilijker verloopt. Als
de ventielinstelling niet eenduidig met de
proGAV Tools kan worden gecontroleerd,
is het raadzaam de instelling te controleren
met behulp van een beeldvormingstech-
niek.
Het instelbare Miethke-ventiel mag niet in
een gebied worden geïmplanteerd waar
het moeilijk is het ventiel te vinden of te voe-
len (bv. onder littekenweefsel).
121