AFSTELLINGEN 3
NL-14
3.13 KOOI-ONDERMES _________________________________________________________
(Controle vóór bijstelling)
1.
Controleer de kooilagers op eind- en radiale speling.
Als er sprake is van enige abnormale beweging van
de kooi, hetzij op-en-neer of zijwaarts, dan moeten
de betreffende onderdelen worden bijgesteld of ver-
vangen.
2.
Inspecteer of de kooimessen en het onderblad
rechte, scherpe randen hebben, zonder
verbuigingen of inkepingen.
a.
De voorste rand van de kooimessen moet scherp
zijn en mag geen bramen of tekenen van
afronding vertonen.
b.
Het onderblad en de achterplaat van het
onderblad moeten goed vastzitten. Het
onderblad moet recht en scherp zijn.
c.
Over het voorvlak van het onderblad moet een
plat oppervlak van minstens ca. 4 mm in stand
worden gehouden. Gebruik een standaard platte
vijl om het onderblad af te bramen.
3.
Als zich zodanige slijtage of beschadiging voordoet
dat de kooi of het onderblad niet meer gecorrigeerd
kan worden door ze te polijsten, moeten ze opnieuw
geslepen worden.
4.
De juiste afstelling van kooi op onderblad is uiterst
belangrijk. Er moet over de gehele lengte van de
kooi en het onderblad een opening van 0,025 -
0,076 mm of minder in stand gehouden worden.
5.
De kooi moet evenwijdig zijn aan het onderblad. Een
verkeerd afgestelde kooi zal zijn scherpe randen
vroegtijdig verliezen, waardoor de kooi en het
onderblad ernstige schade kunnen oplopen.
6.
De conditie van het gras is tevens van invloed op de
afstelling.
a.
Wanneer het gras droog en schaars is, is een
grotere opening nodig om te voorkomen dat de
kooi en het onderblad heet worden en schade
oplopen.
b.
Voor gras van zeer goede kwaliteit met een hoog
vochtgehalte is een kleinere opening nodig (ca.
nul).
Afb 3L
Afb 3M
3.14 KOOI-ONDERMES ONDERMESAFSTELLING ___________________________________
1.
Lees eerst Sectie 3.13 alvorens de afstelling uit te
voeren.
2.
Begin de afstelling aan de oplopende kant van de
kooimessen, gevolgd door de aflopende kant.
De
oplopende kant is het gedeelte dat tijdens normale
rotatie het eerst over het ondermes passeert.
3.
Los moer
(C)
een kwartslag aan weerszijden van de
maaieenheid.
a.
Draai stelschroef
(A)
met toenamen van 1/16 tot
1/8 per keer.
b.
Schuif een voelmaat of passtukje van 0,025 mm
tussen het kooimes en het ondermes. Draai de
kooi niet.
c.
Stel de aflopende kant van het kooimes op
gelijke wijze tot dezelfde afstand bij en
controleer daarna opnieuw de afstelling aan de
oplopende kant.
d.
Zet alle bevestigingen vast en controleer de
bijstelling opnieuw.
VOORZICHTIG:
Wees uiterst voorzichtig bij
het hanteren van de kooi om lichamelijk letsel
en schade aan de snijkanten te voorkomen.
!
°
°
Summary of Contents for Tri-King Triplex
Page 29: ......
Page 37: ...SPECIFICATIONS 2 F 9...
Page 48: ...3 REGLAGES F 20...
Page 61: ...MAINTENANCE 4 F 33...
Page 65: ......
Page 99: ......
Page 107: ...TECHNISCHE DATEN 2 D 9...
Page 131: ...WARTUNG 4 D 33...
Page 135: ......
Page 249: ......