VEILIGHEID 1
NL-3
1
VEILIGHEID
1.1 VEILIGE BEDIENING ________________________________________________________
1.
De veiligheid is afhankelijk van het inzicht, de oplet-
tendheid en de voorzichtigheid van diegenen die de
machine gebruiken of onderhouden. Laat de machine
nooit gebruiken door minderjarigen.
2.
Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om
deze handleiding en alle documentatie voor bij deze
machine behorende accessoires te lezen.
3.
Zorg dat u vertrouwd raakt met het juiste gebruik van
de machine, de plaats en het doel van alle bediening-
selementen en meters voordat u de machine gaat
gebruiken. Wanneer u met machines werkt waarmee
u niet bekend bent, kunnen zich ongelukken
voordoen.
4.
Zorg dat niemand de machine of de hulpstukken ooit
gebruikt of onderhoudt zonder de juiste training en
instructies gekregen te hebben of terwijl hij of zij
onder de invloed van alcohol of medicijnen is.
5.
Draag alle nodige beschermende kleding en
persoonlijke beschermingsmiddelen om uw hoofd,
ogen, oren, handen en voeten te beschermen.
6.
Gebruik de machine uitsluitend bij daglicht of bij goed
kunstlicht.
7.
Inspecteer het terrein waar de machine gebruikt zal
worden. Raap vóór het bedienen alle rommel op die u
kunt vinden. Let op obstakels die zich boven het hoofd
bevinden (laag hangende takken, elektrische kabels
etc.) en tevens op ondergrondse obstakels (sproeiers,
buizen, boomwortels etc.). Rijd een nieuw gebied
voorzichtig binnen. Let op voor verborgen gevaren.
8.
Laat niemand in de buurt van de machine komen
terwijl deze in gebruik is. De bestuurder is verant-
woordelijk voor enig letsel en/of materiële schade die
door omstanders wordt geleden.
9.
Gebruik nooit machines die niet perfect werken of
waarop stickers, afdekkappen, schermen, deflectors
of andere beveiligingsinrichtingen niet stevig zijn
bevestigd.
10. Schakelaars nooit ontkoppelen of passeren.
11. Schakel alle aandrijvingen uit en schakel de
parkeerrem in alvorens de stroom aan te zetten. Start
de tractor alleen terwijl u in de bestuurdersstoel zit,
nooit terwijl u naast de machine staat.
12. De machine moet voldoen aan de meest recente
landelijke, provinciale en gemeentelijke verorde-
ningen wanneer hij op de openbare weg rijdt of
vervoerd wordt.
13. Rijd de machine op een helling recht omhoog en
omlaag (ver ticaal), niet dwars over de helling
(horizontaal). Houd het voertuig in de versnelling bij
het afdalen van hellingen.
14. Om te voorkomen dat het voertuig omkantelt of dat u
de macht over het stuur verliest, mag u niet plotseling
starten of stoppen; minder snelheid wanneer u een
scherpe bocht neemt. Wees voorzichtig wanneer u op
een helling van richting verandert.
WAARSCHUWING
UITRUSTING DIE NIET OP DE JUISTE WIJZE OF DOOR HIERVOOR NIET OPGELEID PERSONEEL WORDT
GEBRUIKT, KAN GEVAARLIJK ZIJN.
Maak uzelf vertrouwd met de plaats en het gebruik van alle bedieningselementen. Onervaren bestuurders moeten
instructie krijgen van iemand die bekend is met de apparatuur voordat ze de machine mogen bedienen.
!
!
WAARSCHUWING
1.
Verricht de volgende handelingen VOORDAT u om welke reden dan
ook de bestuurdersplaats verlaat:
a.
Schakel alle aandrijvingen uit.
b.
Laat alle werktuigen op de grond neer.
c.
Schakel de parkeerrem in.
d.
Schakel de stroom uit en verwijder de contactsleutel.
2.
Houd handen, voeten en kleding uit de buurt van bewegende
onderdelen. Begin pas met schoonmaken, bijstellen of onderhoud
van de machine wanneer de machine volledig tot stilstand is
gekomen.
3.
Houd omstanders op veilige afstand van de plaats waar u de
machine gebruikt.
4.
Laat NOOIT passagiers meerijden.
!
!