5 ACCU'S
NL-22
5.10 LANGDURIGE STALLING ___________________________________________________
Tijdens de stallingsperiode vereisen de accu's onderhoud
om ze in goede staat te houden en om ontlading te voor-
komen.
Bij hoge temperaturen verloopt de chemische reactie
sneller, terwijl lage temperaturen een vertraging van de
chemische reactie veroorzaken. Een voertuig dat gestald
wordt bij 32°C verliest iedere dag 0,002 aan relatieve
dichtheid. Als een volledig geladen accu een relatieve
dichtheid heeft van 1,275 en ongebruikt blijft, zal deze
gedeeltelijk ontladen worden. Wanneer de relatieve dicht-
heid tot 1,240 is gedaald, wat in minder dat twintig dagen
het geval zal zijn, moet de accu worden bijgeladen.
Als een accu ontladen blijft, wordt sulfaat op en in de
platen gevormd. Deze toestand is niet omkeerbaar en ver-
oorzaakt blijvende schade aan de accu. Om schade te
voorkomen moet de accu worden bijgeladen. Voor het
bepalen van de relatieve dichtheid, en dus ook van de
ladingstoestand van de accu, kan gebruik worden
gemaakt van een zuurweger.
In de winter moet de accu volledig worden opgeladen om
bevriezing te voorkomen. Een volledig geladen accu zal
zelfs onder de meest barre weersomstandigheden niet
bevriezen. Hoewel de chemische reactie bij lage tempera-
turen trager verloopt, dient de accu toch volledig geladen
gestald te worden, en ontkoppeld van circuits die de accu
zouden kunnen ontladen. Verwijder de oplaadstekker uit
het stopcontact van het voertuig. De accu's moeten gerei-
nigd worden en alle resten moeten geneutraliseerd en van
de accubak verwijderd worden om zelfontlading te voorko-
men. De accu's moeten om de dertig dagen getest of
bijgeladen worden.
Figuur 5F
5.11 INSTALLATIE VAN DE ACCULADER___________________________________________
Installeer alle acculaders volgens de instructies van de
fabrikant.
Als de acculader buiten wordt gebruikt, moet gezorgd
worden voor bescherming tegen regen en zonlicht.
Voor toepassing van draagbare acculaders is de oplaad-
kabel (gelijkstroom) voorzien van een gepolariseerde
connector die in een bijbehorend stopcontact op het voer-
tuig past.
De stroomkabel (wisselstroom) is voorzien van een pas-
sende stekker. Als de acculader voorzien is van een stek-
ker met randaarde, probeer dan niet om de aarding uit te
schakelen.
Opmerking: Indien uw voertuig niet met een standaard
acculader wordt opgeladen, volg dan de instructies die bij
de acculader zijn meegeleverd.
TR011
E
L
E
K
T
R
O
LY
T
T
E
M
P
E
R
A
T
U
U
R
−
9,4
−
15
−
20,6
−
26,1
−
31,7
−
37,2
−
42,8
−
48,3
−
54
−
59,5
−
65
RELATIEVE DICHTHEID VRIESPUNT
VAN ELEKTROLYT
1,100
1,140
1,180
1,220
1,260
1,300
1,120
1,160
1,200
1,240
1,280
WAARSCHUWING
Draagbare acculaders moeten op een platform boven
de grond worden gemonteerd, of zodanig dat de lucht
optimaal onder en rondom de acculader kan stromen.
Als de acculader zodanig is gemonteerd dat er niet
voldoende lucht in de ventilatieopeningen kan
stromen, kan dit oververhitting tot gevolg hebben, wat
ernstige schade aan de acculader en brandgevaar kan
veroorzaken.
!
!
WAARSCHUWING
Een niet-geaard elektrisch apparaat kan een bron van
gevaar vormen en tot elektrische schokken of
elektrocutie leiden.
!
!