30
Aansluitklem van de afrastering:
Bij kunststofdraden
en –koorden is de introductie van de spanning van het
apparaat in de afrastering met speciale aansluitklemmen
aanbevelenswaardig.
Palen van de afrastering:
Als afrasteringpalen kunnen
alle materialen in verbinding met de corresponderende
isolatoren gebruikt worden. Uitermate geschikt zijn kunst-
stofpalen. Houten palen mogen uitsluitend in verbinding
met goede isolatoren gebruikt worden. Metalen palen
kunnen bij verbroste isolatorkoppen en hoge spanningen
van de afrastering heel gemakkelijk de afrastering korts-
luiten en zijn voor buitenafrasteringen minder geschikt.
De afstand tussen de palen kan 4 - 10 m bedragen (al
naargelang het gewicht van de draad). Onderdelen van
de elektrische afrastering, die voor de hantering dienen,
zoals bijvoorbeeld de hekhandgreep, moeten geïsoleerd
zijn. Niet tot de elektrische afrastering of tot de toevoer-
leiding van de afrastering behorende metalen onderdelen,
zoals bijvoorbeeld brugrelingen, mogen niet met de draad
van de afrastering in verbinding staan. Aan masten van
radiozendinstallaties, laagspanningsinstallaties of hoog-
spanningsinstallaties mogen er geen afrasteringdraden
aangebracht worden. Bij de opstelling van afrasteringen
dienen de in uw land geldende voorschriften in acht ge-
nomen te worden.
Preventie van radiostoringen:
Radio- en televisiestorin-
gen kunnen door defecte verbindingen in de afrastering
veroorzaakt zijn. Kritisch zijn knooppuntverbindingen en
losse, op elkaar liggende draden, waarbij de aanwezige
spanning van de afrastering hier vonken produceert. In het
bijzonder bij kunststofdraden, -kabels en –koorden kan dit
zich lichtjes voordoen.
Controle: afrastering met transistorradio afgaan – rooster-
fouten veroorzaken klikkende geluiden. Bij schemering
kunnen vonkoverslagen ook optisch vastgesteld worden.
Installatie van de afrastering:
Draden van de afraste-
ring, toevoerleidingen van de afrastering en verbindingsd-
raden moeten in isolatoren in geschikt materiaal met een
gepaste elektrische en mechanische betrouwbaarheid
voorzien worden. Isolatoren moeten zodanig aangebracht
zijn, dat draden van de afrastering en verbindingsleidin-
gen op een veilige afstand van minstens 3 cm tot ge-
bouwgedeelten, buizen, draden en dergelijke gehouden
worden en dat onrechtstreeks contact met ontvlambare
onderdelen door spijkers of andere geleidende onderdelen
vermeden wordt. Toevoerleidingen van de afrastering voor
weideafrasteringen en afrasteringen voor het afsluiten van
wild mogen omwille van de bij een blikseminslag vrijko-
mende gevaren niet op licht ontvlambare werkplaatsen (in
schuren, op dorsvloeren, in stallen en dergelijke) voorzien
worden.
dEEL 8:
INSTANdHOUdING VAN dE REGLEMENTAIR
VOORGESCHREVEN OPERATIONELE TOESTANd
Als houder van dieren in de veehouderij of beheerder in
het faunabeheer dient u de verplichte verantwoordelijkheid
na te komen.
Volgende controles moeten worden uitgevoerd:
het schrikdraadapparaat moet dagelijks volgens de gebru-
iksaanwijzing worden getest, vooral de uitgangsspanning.
Sommige horizont schrikdraadapparaten zijn uitgerust
met een interne voorziening voor spanningscontrole. Dit
wordt weergegeven via afzonderlijke LED’s of LED-licht-
balken.
Deze controlevoorziening herkent storingen aan het ap-
paraat, bijv. een defect aan het hek.
Belangrijk is de meting van de spanning van de afrastering
“aan het uiteinde van de afrastering”,bijvoorbeeld met een
digitale voltmeter.
De spanning aan het uiteinde dient niet aanzienlijk la-
ger dan de spanning aan de klem van de afrastering
- steeds tegen aarde gemeten – te zijn.
Indien er aan het uiteinde van de afrastering geen span-
ning is, is er een onderbreking van de draad.
Controle van batterij- c.q. accuspanning (dagelijks).
Controle van de mechanische toestand van de afraste-
ring en controle op het vlak van begroeiing (dagelijks).
Controle, of binnen gebouwen bediende draden van
de afrastering, toevoerleidingen van de afrastering en
aardgeleiders aansluitingen op een veilige afstand van
licht ontvlambare voorwerpen gehouden worden (we-
kelijks).
Leidingverbindingen aan toevoerleidingen van de afra-
stering, afrasteringdraden (bijvoorbeeld knopen) en
aardgeleiders op een foutloos contact (preventie van
loszittende contacten) voor de vrijwaring van een fout-
loze operationele toestand en ter preventie van radio-
storingen controleren (wekelijks).
Isolatoren, kunststofdraden of –koorden op verbrossen
en/of beschadigingen controleren (wekelijks).
Service:
Indien de aansluitleiding van dit
apparaat beschadigd wordt, moet ze door
de fabrikant, diens klantenserviceafdeling
of een gelijkaardig gekwalificeerd persoon
vervangen worden om gevaren te ver-
mijden. Service en reparaties alleen door
bevoegde vakmensen !
Alleen de door de producent aangegeven
vervangingsonderdelen gebruiken.
Mogelijke oorzaak van fouten bij een onbestaand of
voldoende schrikeffect:
Onvoldoende aardaansluiting - de aardaansluiting moet
door een bijkomende diepte-aarddraad (ca. 1 - 1,5 m)
verbeterd worden tot de spanning tussen aardklem van
het apparaat onder de aardbodem onder ca. 500 V –
gemeten met digitale voltmeter - daalt.
Slecht geleidend vermogen van de vloer bij een dro-
ge bodem zonder grasnerf
– bijkomende aardgeleider
installeren of uit meerdere draden bestaande afraste-
ring opbouwen, waarbij de draden beurtelings met de
afrastering- en de aardklem verbonden worden.
Apparaat defect
– levert met of zonder afrastering geen
spanning op. Zekering – indien aanwezig – controleren
c.q. het apparaat door een vakman laten controleren.
Respectievelijk batterij of accu leeg
– vernieuwen of
bijladen; van inspectie-inrichtingen aan het apparaat
gebruik maken
Overdreven lengte van de afrastering, in het bij-
zonder bij knopenrooster c.q. afrasteringen met
meerdere draden
– spanning van de afrastering, in
het bijzonder aan het uiteinde van de afrastering, met
digitale voltmeter meten – er moet meer dan 2000 V
aangegeven zijn – afrastering korter maken of sterker
apparaat gebruiken.
Onderbreking c.q. slecht geleidend vermogen van
de afrasteringdraad,
knopen zorgvuldig en herhaal-
delijk uitvoeren, de metaalachtige geleiders moeten
onderling intensief contact hebben. Spanning aan het
uiteinde van de afrastering meten. Beperkte levensduur
van de kunststofdraden, -kabels en –koorden in acht
nemen.
defecte isolatoren
– deels uitwendig vaststelbaar
door broos, gebarsten oppervlak of gebroken isolatie-
elementen
- uitermate gevaarlijk bij isolatoren aan
metalen palen = rechtstreeks aardcontact -