Hilti Jaibot, Manual

Page: 71 / 264

*2230834*
2230834 Nederlands 63
7.1.14.2 Inzetgereedschap monteren
1. Breng de Jaibot in de service-positie.
Het inzetgereedschap mag alleen in de service-positie worden vervangen.
Zorg ervoor dat u het juiste inzetgereedschap voor het boorproject hebt geselecteerd (type, lengte
en diameter).
Zorg ervoor dat u voor elke booropdracht een nieuw inzetgereedschap gebruikt. Volg de
aanwijzingen op de tablet voor het tijdig vervangen.
2. Controleer of het insteekeinde van het inzetgereedschap schoon is. Zo nodig dient u het insteekeinde te
reinigen.
3. Vet het insteekeinde in.
4. Steek het inzetgereedschap tot de aanslag in de gereedschapopname en zorg ervoor dat dit vergrendelt.
5. Controleer of het inzetgereedschap goed vast zit.
7.1.14.3 Rechts-/linksloop instellen
▶
Stel op de schakelaar rechtsom/linksom de draairichting rechts in.
➥ In de middelste stand is de regelschakelaar geblokkeerd (inschakelblokkering). Een omschakelblok-
kering voorkomt dat de schakelaar bij een lopende motor wordt omgezet.
7.1.14.4 Boren
▶
Zet de functiekeuzeschakelaar in de stand "boorhameren" .
7.1.14.5 Inmeten Jaibot
1. Open de Jaibot applicatie in de PLC 400 en voer uw Hilti ID in, om toegang tot de boorprojectgegevens
te krijgen.
Zorg ervoor dat de uitrichting en de plaatsing van het PLT 300 zo worden geselecteerd dat het
maximaal mogelijke werkgebied kan worden benut.
2. Om een stationering aan de hand van bestaande referentiepunten uit te richten moet u op mogelijke
hindernissen of beperkingen zoals kolommen, steunen of wanden letten. In dat geval is een maximale
zichtbaarheid van het prisma op de robotarm gewaarborgd.
3. Volg de aanwijzingen in de Jaibot applicatie.
De stationering gebeurt projectspecifiek ofwel via een automatische inmeting of via het handmatig
inmeten van de aanwezige referentiepunten.
4. Open het boorproject op de tablet en selecteer de betreffende jobfile.
5. Stationeer de PLT 300 op de relevante referentiepunten. Dit kan handmatig worden uitgevoerd aan
de hand van bodemmarkeringen met behulp van de reflectorstaaf of automatisch aan de hand van
wandreflectoren.
6. Zodra de stationering van de PLT 300 voltooid is, wordt de positie van de PLT 300 met betrekking tot de
ruimte weergegeven.
➥ De positionering van de Jaibot wordt hierna gestart.
7. Om een optimale zichtbaarheid van het prisma in de uitgangspositie te garanderen, moet de Jaibot met
de achterzijde naar de PLT 300 worden gericht.
8. Selecteer de globale positie van de Jaibot op de tablet.
➥ De PLT zal nu het prisma op de robotarm zoeken.
➥ Wanneer de groene laserstraal het prisma heeft gevonden, wordt de oriëntatiemeting gestart.
9. Volg de aanwijzingen op de tablet.
10. Breng de Jaibot conform de boorkaart in de uitgangspositie.
➥ Op de tablet ziet u aan de hand van de positie de bereikbare boorgaten.
11. Richt de optimale telescoopmasthoogte met de toets aan de hand van de indicator op de tablet in (=
groene boorcirkel).
Zorg ervoor dat de toets op boren / werkzaamheden staat.
Start het boorproces met de tuimelschakelaar booropdracht.
12. Verplaats de Jaibot aan het einde van de boorserie naar de volgende positie en start de procedure
opnieuw.