
C O M P O N E N T E N
NL
DiBO 21
Wij raden tevens aan om de trailer te vervoeren met lege watertank!
De dop aan de watertank (binnen de kap) dient NIET om te vullen.
De dop dient ENKEL om eventueel antivries toe te voegen
in de watertank en om het waterniveau van de watertank
te controleren via het vlottersysteem of eventueel
onderhoud aan het vlottersysteem/watertank
.
Vullen via de dop mag in geen geval gebeuren, het aangevoerde water gaat
dan niet door de filter (aanvoerwater wordt niet gefilterd). DIBO is dan ook niet
verantwoordelijk voor mogelijke schade als gevolg van verkeerd gebruik (dop).
Gelieve tevens geen andere producten (zoals
chemicaliën,...) in de tank toe te voegen!
7 WAT E R F I LT E R
Het aangevoerde water wordt via de waterfilter gezuiverd.
8 B R A N D E R M O T O R
De brandermotor drijft de waaier (ventilator) aan. De brandermotor gaat draaien
van zodra deze ingeschakeld wordt.
9 D R U K R E G E LV E N T I E L ( E N ) G A S C I R C U I T
Er zijn 3 gasdrukregelaars. Deze ventielen regelen dus de gashogedruk
naar een lagere keteldruk. Deze zijn af fabriek ingesteld en mogen niet
gemanipuleerd worden door niet erkende personen.
• Regelventiel op hogedruk (200 -> 10 Bar) met een afblaasveiligheidsventiel
(
“Visuele voorstelling” op pagina 17
). Nota: het drukregelventiel
hogedruk wordt opgewarmd door koelvloeistof afkomstig van de gasmotor
tegen mogelijke bevriezing.
• Regelventiel op lagedruk (10 Bar -> 100 mBar - links afgebeeld) met een
afblaasveiligheidsventiel.
• Regelventiel (+- 8.5 mBar) op de gasblock.
Het is ten strengste verboden om aanpassingen uit te voeren aan de
regelventielen en afblaasventielen of om de in de fabriek ingestelde
druk te verhogen! Aanpassingen aan deze veiligheidscomponenten
kunnen ernstige schade veroorzaken en maakt de garantie ongeldig.
10 V E N T I L AT O R
De ventilator zorgt ervoor dat er voldoende lucht is voor de verbranding en
tevens voor de koeling van de branderketelwand. De ventilator wordt elektrisch
aangedreven en bevindt zich aan de onderzijde van de ketel.
11 O N T S T E K I N G S T R A N S F O R M AT O R
De ontstekingstransformator is indirect tegen de branderkamer gemonteerd
(binnenkant van de steun). De ontstekingstransformator zorgt voor een
ontstekingsvonk in de branderkamer.
12 D O O R S T R O O M S C H A K E L A A R S
Zodra er wordt gespoten, stroomt er water door de doorstroomschakelaar.
De schakelaar controleert of er doorstroming van het water is.
Bij voldoende doorstroming kan de brander functioneren
(doorstroomschakelaar in hogedrukmodus en doorstromer in lagedrukmodus).
Een derde doorstroomschakelaar is gesitueerd in het ‘verwarmingscircuit’ ,
deze dient als veiligheid en controleert de flow m.a.w. als geen flow is zal
de machine uitschakelen anders kan de hogedrukregelaar gas onderkoeld
geraken.
13 O V E R D R U K V E N T I E L WAT E R C I R C U I T
Als de druk in het watercircuit door onvoorziene omstandigheden te hoog zou
worden gaat het overdrukventiel open en laat het water via een slang naar
buiten lopen.
14 F R A M E
Het frame is gemaakt van een gelakte ijzeren constructie. Het frame is op
de aanhanger gemonteerd, de motor is met trillingsdempers op het frame
gemonteerd.