44
AANBEVOLEN GEBRUIKSAANWIJZING
Evolution® Shortie RL gecontroleerde-rotatiedilatatorsheath set
WAARSCHUWING: Wanneer dilatatorsheaths of sheath sets worden gebruikt, breng dan niet meer dan
één sheath set tegelijk in een ader in. Gebeurt dat wel dan kan ernstig vaatletsel ontstaan, met inbegrip
van aderwandlaceratie die operatief moet worden hersteld.
WAARSCHUWING: De Evolution® Shortie RL gecontroleerde-rotatiedilatatorsheath set
mag niet tot
voorbij een bocht in het bloedvat worden gemanoeuvreerd; gebeurt dat wel dan kan de vaatwand of
de isolatie van de cardiale geleidingsdraad beschadigd raken.
1. Leg het proximale uiteinde van de verblijfskatheter/geleidingsdraad operatief bloot en maak de
aansluitingen van de katheter/geleidingsdraad (indien aangesloten) los. Verwijder alle hechtingen en
fixatiematerialen.
2. Knip alle proximale fittingen af met een tang of een ander knipinstrument. Het is belangrijk de katheter/
geleidingsdraad zo dicht mogelijk bij de connector (maar voorbij eventuele krimpnaden) af te knippen
zodat een zo lang mogelijk deel van de verblijfskatheter/geleidingsdraad overblijft om mee te werken.
Wanneer de katheter/geleidingsdraad wordt doorgeknipt, let er dan op dat het inwendige lumen (of de
coil) niet wordt afgesloten.
3. Overweeg het opvoeren van een vergrendelstilet door het inwendige lumen van de katheter/
geleidingsdraad om de katheter/geleidingsdraad tijdens het dilateren van omringende weefsels te
stabiliseren. Volg de ‘Aanbevolen gebruiksaanwijzing’ bij het vergrendelstilet nauwgezet op om:
A. de binnenste coil van de katheter/geleidingsdraad bloot te leggen
B. de doorgankelijkheid van het coillumen te controleren
C. op basis van de inwendige diameter van de katheter/geleidingsdraad de juiste maat van het
vergrendelstilet te bepalen
D. het vergrendelstilet tot het distale uiteinde van de katheter/geleidingsdraad op te voeren
E. het vergrendelstilet in situ te vergrendelen
4. Breng, tenzij de isolatie van de katheter/geleidingsdraad beschadigd, gedegenereerd of te dun is, een
ligatuur of compressiecoil (Cook) zodanig bij het proximale uiteinde van de katheter/geleidingsdraad aan
dat de isolatie tegen de coil en het vergrendelstilet wordt aangedrukt om te helpen voorkomen dat de coil
en de isolatie uitrekken. De ligatuur kan aan de lushandgreep of aan de hechtinglus worden vastgeknoopt.
NB: Als er geen vergrendelstilet gebruikt is, denk er dan aan dat de katheter/geleidingsdraad
beschadigd kan raken als eraan wordt getrokken en dat daardoor het alsnog inbrengen van een
vergrendelstilet door het lumen niet meer mogelijk kan zijn en/of dilatatie van littekenweefsel
moeilijker kan worden.
5. Probeer een katheter/geleidingsdraad met actieve fixatie los te schroeven door de katheter/
geleidingsdraad en het vergrendelstilet waar mogelijk linksom te roteren.
6. Trek voorzichtig aan de katheter/geleidingsdraad om na te gaan of deze nog in het weefsel vastzit. Als de
katheter/geleidingsdraad los genoeg in het weefsel zit, trek dan voorzichtig aan het vergrendelstilet en de
katheter/geleidingsdraad om deze te verwijderen.
NB: Als een geleidingsdraad voor chronische stimulatie wordt verwijderd, denk er dan aan dat als
deze draad spontaan tijdens de extractieprocedure vrijgekomen is de tip van de geleidingsdraad in de
hogere vasculatuur vast kan komen te zitten. Er zijn vaak dilatatorsheaths, opgevoerd tot ten minste
de vena brachiocephalica, nodig om de geleidingsdraadtip door het littekenweefsel op de veneuze
introductieplaats naar buiten te halen en venotomie te vermijden.
7. Als de katheter/geleidingsdraad niet door voorzichtig trekken uit het bloedvat te verwijderen is
dan kan het gebruik van dilatatorsheaths, met inbegrip van de Evolution® Shortie RL gecontroleerde-
rotatiedilatatorsheath set, helpen bij het losmaken van de katheter/geleidingsdraad uit weefselinkapseling.
8. Breng, met de binnenste Evolution® Shortie RL gecontroleerde-rotatiedilatatorsheath in de bijbehorende
buitenste sheath voor telescopische werking, het proximale vrije uiteinde van de katheter/geleidingsdraad
in het distale uiteinde van de binnenste Evolution® Shortie RL gecontroleerde-rotatiedilatatorsheath. Voer
de katheter/geleidingsdraad op tot deze helemaal uit het tegenoverliggende (proximale) uiteinde van de
sheath set steekt.
9. Oefen adequate terugtrekkracht of spanning uit op de katheter/geleidingsdraad en het vergrendelstilet.
Dit is van essentieel belang om de sheath set veilig over de katheter/geleidingsdraad op te voeren.
Als de katheter/geleidingsdraad niet strak genoeg staat, kan deze verbuigen waardoor de sheath set
niet langs de juiste weg kan worden opgevoerd.