20
Het doek gaat op voor ”Imita”. Het rondreizend theater is in de stad en zoekt nog jonge
en talentvolle spelers van een nieuwe generatie die aan het toneelstuk mee willen
werken. De auditie is niet echt gemakkelijk – of het nu gaat om sportieve solo oefeningen,
artistieke duo oefeningen, een bedreven pantomime of voordrachtskunst – al deze dingen
moet een kunstenaar beheersen. Maar misschien dat de vakjury ook overtuigd kan worden
door een goede geluidsimitator. Haast je en laat de jury zien wat je het beste kunt. Met
vaardigheid en creativiteit verzeker je jezelf van een rol in het rondreizend theater “Imita”.
Spelvoorbereiding
Speelwijze
Het speelbord wordt voor iedere speler goed toegankelijk in het midden van de tafel
geplaatst en de kleurendobbelsteen wordt klaar gelegd. De symbool dobbelsteen wordt in
deze variant niet gebruikt. Elke speler kiest een pion uit en zet die op het grote veld aan het
begin van de weg. De jongste speler begint met dobbelen. Er wordt met de wijzers van de
klok mee gespeeld.
Aanwijzingen voor de opbouw van het speelbord
De spelers springen van veld naar veld over de weg naar het grote podium van het thea-
ter. De velden tonen vijf verschillende soorten motieven:
De eerste speler werpt met de kleurendobbelsteen en springt met zijn pion naar het juiste
veld. Dan zijn er de volgende mogelijkheden:
a)
De speler komt op een veld met een voorwerp of een dier. Hij mag dan kiezen
tussen drie acties:
1.
Hij beeld het dier of voorwerp uit in pantomime. Hierbij mag er niet
worden gesproken en mogen er geen geluiden gemaakt worden.
2.
Hij doet het geluid van het voorwerp of dier na. Hierbij mag hij niet
bewegen en niet praten.
3.
Hij beschrijft het voorwerp of het dier, zonder de naam te noemen. Als
dat te moeilijk is, mogen wel dingen genoemd worden die de speler met
het voorwerp of dier beleefd heeft of er voor hem mee te maken
hebben. Hierbij mogen geen bewegingen of geluiden worden gemaakt.
Elk veld wordt gekenmerkt door een gekleurde stip. De gekleurde stippen zitten ook op de
dobbelsteen. Die geeft aan naar welk veld de speler na zijn worp moet springen.
Voorwerpen/objecten,
bv. een locomotief
Duo oefeningen, bv.
een luchtballon dans
Dieren, bv.
een papegaai
Joker
(klaverblad)
Solo oefeningen, bv.
een kniebuiging
22720 Imita
Voorbeelden:
De speler kan:
1.
Luchtgitaar spelen en als een rockster rondspringen.
2.
De klank van een gitaar nadoen.
3.
Uitleggen dat het een snaarinstrument is, dat gebruikt
wordt bij het zingen, zonder daarbij het woord “gitaar”
te noemen.