86
Nl
Dit toestel aanpassen aan uw voorkeuren (MANUAL SETUP)
Toewijzen van in-/uitgangsaansluitingen
I/O ASSIGNMENT
U kunt de in-/uitgangsaansluitingen toewijzen aan andere
componenten als de begininstellingen van dit toestel niet
overeenkomen met uw voorkeuren. Wijzig de instellingen
om de respectievelijke aansluitingen toe te wijzen aan
andere apparatuur en uiteindelijk meer componenten te
kunnen aansluiten.
Wanneer de in-/uitgangsaansluitingen opnieuw zijn
toegewezen, kunt u de daarbij behorende component
selecteren als signaalbron met
C
INPUT
op het
voorpaneel (of met de ingangskeuzetoetsen op de
afstandsbediening).
y
• “NONE” verschijnt op het in-beeld display wanneer er geen
signaalbron is toegewezen aan de in-/uitgangsaansluiting.
• U kunt een bepaalde naam maar één keer gebruiken voor een
bepaald soort aansluiting.
• Een asterisk (*) verschijnt rechts naast namen van in-/
uitgangsaansluitingen die gewijzigd zijn ten opzichte van
vorige instellingen.
• De op dit moment toegewezen signaalbron voor de
geselecteerde in-/uitgangsaansluiting verschijnt op het in-beeld
display (“Current ( DTV/CBL )” in het displayvoorbeeld
hierboven).
Signaalbronnen nieuwe namen geven
INPUT RENAME
Met deze functie kunt u de namen van de signaalbronnen
zoals die op het in-beeld display op het voorpaneel
verschijnen veranderen.
y
U kunt ook de naam van de signaalbron zoals die verschijnt in het
uitleesvenster (
A
) van de afstandsbediening veranderen.
Raadpleeg “Wijzigen van namen zoals die in het uitleesvenster
verschijnen” op bladzijde 102.
1
Druk op
3
l
/
h
om de “_” (onderstreping)
onder de spatie of het teken dat u wilt
bewerken te plaatsen.
2
Kies met
3
k
/
n
het teken dat u wilt
gebruiken en ga vervolgens met
3
l
/
h
naar het volgende teken.
• U kunt maximaal 9 tekens gebruiken voor elke signaalbron.
• Druk op
3
n
om de tekens als volgt te laten veranderen,
of druk op
3
k
om deze reeks in omgekeerde volgorde te
doorlopen:
A t/m Z, 0 t/m 9, a t/m z, symbolen (#, *, –, +, enz.), spatie.
3
Herhaal de stappen 1 t/m 2 als u de namen
van andere signaalbronnen wilt veranderen.
4
Druk op
3
ENTER
om deze procedure af te
sluiten.
Volume trim
VOL. TRIM
Met deze functie kunt u het niveau van de ingangssignalen
voor elk van de ingangsaansluitingen op elkaar
afstemmen. Deze functie komt van pas wanneer u wilt
vermijden dat het volume plotseling verandert wanneer u
overschakelt naar een andere signaalbron.
Instelbereik: –6,0 dB t/m +6,0 dB
Instelstap: 0,5 dB
Begininstelling: 0,0 dB
y
Deze parameter heeft ook invloed op de signalen die worden
geproduceerd via de ZONE OUT audio-aansluitingen.
Decoderfunctie
DECODER MODE
Hiermee kunt u een andere decoderfunctie inschakelen. U
kunt de opnieuw toegewezen digitale
ingangsaansluitingen voor DTS signalen instellen.
[
p
]/[
[
]:
[ENTER]:
J)
DVR
COMPONENT IN
;;;
[C]
*
COAXIAL IN
;;;;;
(3)
OPTICAL IN
;;;;
NONE
OPTICAL OUT
;;;
NONE
HDMI IN
;;;;;;;;
[4]
Current ( DTV/CBL )
Select
Enter
.
[
p
]/[
[
]:
[ ]/[ ]:
[ENTER]:
[RETURN]:
[
p
A)
TUNER
INPUT RENAME
TUNER
.
TUNER
Position
Charactor
Enter
Return
Opmerkingen
Keuze
Functies
AUTO
Detecteert automatisch de typen digitale audio
ingangssignalen en selecteert de juiste decoder.
DTS
Activeert de DTS decoder wanneer er digitale
audiosignalen binnenkomen.
[]/[]:
[
p
]/[
[
]:
[
p
A)
TUNER
INPUT RENAME
VOL. TRIM
;;;;
+6.0dB
UP/DOWN
Adjust
.
[]/[]:
[
p
]/[
[
]:
[
p
D)
CD
I/O ASSIGNMENT
INPUT RENAME
VOL. TRIM
;;;;;
0.0dB
DECODER MODE
;;;
AUTO
UP/DOWN
Select
.