Als een meetwaarde hoger is dan 1250 µm maar nog lager is dan 1500 µm, wordt
„OL“ op het lcd-display (2) weergegeven. Dit betekent dat de meetwaarde buiten het
meetbereik ligt. Bij meetwaarden van meer dan 1500 μm reageert het meetapparaat
dan helemaal niet meer.
• Plaats de beschermkap na het beëindigen van de meting(en) weer op de sensor (8).
b) Continue meting (doorlopende meetserie)
• Stel de continue meting in zoals beschreven in de paragraaf j) Continue meting instellen.
• Bij ingestelde continue meting meet het meetapparaat met intervallen automatisch de waar-
den van de laagdikte, wanneer de sensor (8) op een meetoppervlak wordt gezet. Bij elke
nieuwe meting klinkt er een meettoon. De meting herhaalt zich zo lang, tot het meetapparaat
van het meetobject wordt getild of de stroomvoorziening wordt onderbroken/uitgeschakeld.
c) Gegevensopslag
Het meetapparaat maakt de opslag van meetwaarden in maximaal 500 groepen mogelijk, die
later met behulp van de pc-software kunnen worden uitgelezen. De datalogger-functie is alti-
jd actief en legt elke meting chronologisch vast. De geheugenruimte is voldoende voor max.
500 meetwaardegroepen.
11. Meetmethode
a) Kalibermodus
Deze meetmodus dient voor het snel meten van oppervlaktecoatings in industriële omgevingen,
bijv. laklagen bij auto‘s of andere producten uit de massaproductie. De meetresultaten worden
als goed of als goed beoordeeld.
1
Kalibermodus selecteren
In de normale meetmodus drukt u op de knop omlaag (6) tot u in de kalibermodus komt.
De keuze van de meetmodus afzonderlijke meting en gemiddelde meting verschijnt.
89