2.3) BESCHRIJVING VAN DE AANSLUITINGEN:
We geven hieronder een beknopte beschrijving van mogelijke externe aansluitingen van de besturingseenheid:
1-2
:
230 Vac
= Stroomvoorziening 230 Vac 50/60 Hz
4
:
Aarde
= Aansluiting van de besturingseenheid op de aarde
5-6 : Waarschuwingslicht
=
Aansluiting van het waarschuwingslicht 24 Vcc max 25W (5 minpool en 6 pluspool)
7-8
:
Motor 1
= Stroomvoorziening motor 1 24Vcc
9-10 :
Motor 2
= Stroomvoorziening motor 2 24Vcc
11
:
Aarde
= Aarding van de motoren
12-13 :
Encoder 1
= Aansluiting Encoder van motor 1
14-15 :
Encoder 2
= Aansluiting Encoder van motor 2
21-22 :
Elektroslot
= Aansluiting elektroslot 12 V
23
:
Gemeenschappelijk Foto = Gemeenschappelijk voor aansluiting fotocellen
24
:
Rx foto A
= Ontvanger fotocel A
25
:
Rx foto B
= Ontvanger fotocel B
26
:
Tx foto A
= Zender fotocel A
27
:
Tx foto B
= Zender fotocel B
28-29 :
24 Vcc
= Stroomvoorziening neveninrichtingen 24 Vcc (Foto, Radio, etc.) maximaal 200mA
30
:
Gemeenschappelijk
= Gemeenschappelijk voor alle ingangen
31
:
Controlelampje C.A.
= Controlelampje poort open 24 Vcc max. 2W
32
:
Stop
= Ingang met functie STOP (Noodstop, blokkering of extreme beveiliging)
33
:
Foto
= Ingang voor veiligheidsinrichtingen (Fotocellen, pneumatische randen)
34
:
Foto 1
= Ingang voor nog een veiligheidsinrichting (Fotocellen, pneumatische randen)
35
:
Stap voor stap
= Ingang voor cyclische werking (OPEN STOP SLUIT STOP)
36
:
Open
= Ingang voor openingsmanoeuvre
37
:
Sluit
= Ingang voor sluitmanoeuvre
41-42 :
2e Radiokan.
= Uitgang voor een eventuele tweede kanaal van de radio-ontvanger
43-44 :
Antenne
= Ingang voor de antenne van de radio-ontvanger
Er zijn bovendien nog 3 insteekgleuven voor de volgende apart verkrijgbare kaarten:
RADIOKAART
= Insteekgleuf voor de door NICE vervaardigde radio-ontvangers
KAART “CARICA”
= Insteekgleuf voor kaart “CARICA” voor het laden van de batterij
KAART “PER”
= Insteekgleuf voor kaart “PER” met supplementaire functies
2.4) TESTEN VAN DE AANSLUITINGEN:
A)
Verricht de nodige aansluitingen volgens het schema op Afb. 1. Denk eraan dat er precieze voorschriften zijn die strikt
opgevolgd dienen te worden, zowel voor wat betreft de veiligheid van elektrische installaties als voor wat betreft
automatische deuren en poorten.
B)
Ontgrendel de vleugels, breng ze halverwege en vergrendel ze dan, op deze manier kunnen de vleugels vrijelijk bewegen,
zowel bij opening als bij sluiting.
Installeer de besturingseenheid niet alvorens eerst de noodzakelijke “Mechanische eindaanslagen op de poortloop”
aangebracht te hebben!
C)
Zet de besturingseenheid onder spanning, controleer dat er tussen de klemmetjes 1-2 een spanning van 230 Vca staat en op de
klemmetjes 28-29 van 24 Vcc. Zodra de besturingseenheid onder spanning komt te staan, moeten de controlelampjes
(LEDLAMPJES) die zich op de actieve ingangen bevinden, gaan branden; bovendien moet binnen enkele ogenblikken het
ledlampje “OK” regelmatig beginnen te knipperen. Als dit allemaal niet gebeurt, dient u onmiddellijk de stroomvoorziening te
onderbreken en de aansluitingen zorgvuldiger te controleren.
D)
Vergewis u er nu van dat de ledlampjes horende bij de ingangen met contacten van het type NC branden (alle veiligheidsinrichtingen
actief) en dat de ledlampjes behorende bij de ingangen van het type NO uit zijn (geen enkele bedieningsopdracht aanwezig); indien dit
niet het geval is dient te controleren of de verschillende inrichtingen correct zijn aangesloten en goed werken.
E)
Controleer of alle veiligheidsinrichtingen van de installatie (noodstop, fotocellen, pneumatische randen etc.) goed werken,
telkens wanneer die in werking treden, moeten de desbetreffende ledlampjes STOP, FOTO of FOTO1 uitgaan.
Laat de reductiemotor niet lopen voordat eerst de noodzakelijke “Mechanische eindaanslagen op de poortloop” aangebracht zijn!
F)
Als laatste handeling dient u te verifiëren of de manoeuvre van de 2 vleugels in de juiste richting uitgevoerd wordt.
Om te verifiëren of de draairichting overeenkomt met de uitgevoerde installering behoeft u slechts op het knopje “SLUIT”
te drukken
en te wachten dat motor 1 en motor 2 starten (motor 2 komt in beweging nadat motor 1 de manoeuvre beëindigd heeft).
Om te controleren of de draairichting al dan niet correct is dient u onmiddellijk de manoeuvre te onderbreken door opnieuw op
het knopje “SLUIT” te drukken. Nu dient u, alleen indien de manoeuvre niet correct is uitgevoerd, als volgt te werk te gaan:
1 - Schakel de stroomvoorziening uit
2 - Koppel de motor los
en draai de twee stroomdraden
van de motor met de onjuiste draairichting om.
Wanneer u wat hierboven beschreven is, hebt uitgevoerd, is het raadzaam opnieuw te controleren of de draairichting ok is; u
herhaalt een en ander dan vanaf punt “F”.
94