1.1.5) LED “OK”:
Het ledlampje “OK” heeft tot taak te signaleren dat de interne logica correct werkt en wanneer het knippert met een ritme van
één knippering per seconde geeft het aan de interne microprocessor actief is en alles in orde is Wanneer het snel knippert met
een ritme van 5 impulsen per seconden geeft aan dat de spanning van de stroomtoevoer onvoldoende is of dat er een verkeerde
programmering is geselecteerd. Wanneer er zich een wijziging in de status van de ingangen STAP VOOR STAP, OPEN, SLUIT,
FOTO etc. voordoet of er een dipschakelaar verplaatst wordt, zal het ledlampje OK tweemaal snel knipperen om aan te geven
dat de microprocessor de nieuwe status heeft aangenomen.
2) AANWIJZINGEN VOOR HET INSTALLEREN:
Bij het installeren van reductiemotoren dient u nauwgezet alle aanwijzingen vervat in de desbetreffende handleidingen op te
volgen. Er dient de aandacht op gevestigd te worden, zowel omdat dit in prEN 12453 op punt 5.2.1 voorzien is, als omdat het
voor een correcte werking van de procedure “Zoeken van de loopgrenzen” absoluut noodzakelijk is dat de poort voorzien is
van mechanische eindaanslagen op de poortloop.
Installeer de besturingseenheid niet alvorens eerst de noodzakelijke “Mechanische eindaanslagen op de poortloop”
aangebracht te hebben!
Deze mechanische eindaanslagen moeten qua vorm en sterkte geschikt zijn om onder alle omstandigheden de vleugels te
kunnen laten stoppen. Verifieer zorgvuldig dat de mechanische eindaanslag zonder de minste vervorming in staat is alle
kinetische energie die zich tijdens de beweging van de vleugel opgebouwd heeft, op te vangen en te absorberen.
Het is raadzaam te controleren dat er zich bij het bereiken van het punt van de mechanische eindaanslag geen gevaarlijke
situaties kunnen voordoen en dat de veiligheidszone altijd vrij blijft!
Installeer de besturingseenheid niet zonder eerst alle aanwijzingen van de besturingseenheden van de aandrijvingen
gelezen te hebben!
Controleer alvorens met het installeren te beginnen of de poort sterk en mechanisch solide is en de veiligheidszones en de
minimumafstanden aangehouden zijn.
Maak een aandachtige en nauwkeurige risicoanalyse met betrekking tot de automatisering, beoordeel uiterst aandachtig de toe
te passen veiligheidsinrichtingen en installeer altijd een noodstopinrichting dat wil zeggen een stop van categorie 0.
Wij herinneren u er aan dat er precieze regelgeving is die nauwgezet opgevolgd dient te worden zowel voor wat betreft de
veiligheid van elektrische installaties als voor wat betreft de automatische poorten!
Behalve deze voorschriften die betrekking hebben op elektrische apparatuur in het algemeen, de installaties van machines en
automatische deuren en poorten, vermelden wij andere specifieke opmerkingen voor deze besturingseenheid welke de
installatie nog veiliger en betrouwbaarder maken:
• De leiding van stroomvoorziening naar de besturingseenheid moet altijd beveiligd worden door een magneetthermische
schakelaar of door een stel zekeringen van 5A; een differentiaalschakelaar verdient de voorkeur maar is niet onmisbaar indien
die al vóór de installatie gemonteerd is.
• Sluit de besturingseenheid met een kabel van 3 x 1,5 mm
2
(fase + nul aarde) op het elektriciteitsnet aan; als de afstand
tussen de besturingseenheid en de aansluiting op de installatie meer dan 30 m bedraagt, dient u in de buurt van de
besturingseenheid voor aarding te zorgen.
• Als de motoren geen kabel hebben, gebruikt u kabels van het type 5 x 0,75 mm
2
(Motor +, Motor -, Encoder, Encoder, aarde)
en moet de lengte van deze kabels altijd minder dan 3 m zijn.
• Maak absoluut geen aansluitingen op kabels in boxen onder de grond ook al zijn die helemaal waterdicht.
• Bij aansluitingen in het gedeelte met zeer lage veiligheidsspanning dient u kabeltjes met een minimumdoorsnede van 0,25mm
2
te gebruiken; gebruik alleen voor het elektroslot een kabel van tenminste 1,5 mm
2
. Gebruik afgeschermde kabeltjes als de
lengte meer dan 30 m bedraagt en aard het omhulsel alleen aan de zijde van de besturingseenheid.
• Gebruik enkel en alleen kabels (verschillende draden die apart geïsoleerd zijn plus een verdere algemene isolatie) en nooit
afzonderlijke draden ook al zijn die in speciale kanaaltjes beschermd.
Vergewis u ervan dat u over al het nodige materiaal beschikt en dat dit voor dit soort gebruik geschikt is.
NL
91