72
9. Aansluiten en inbouwen van de ontvanger
a) Aansluiting
• Let op de juiste aansluiting van de stuurservo en de gas-remservo (of de rijregelaar). Als de stekker verkeerd wordt
geplaatst, functioneren de ontvanger en de servo of rijregelaar niet.
• Afhankelijk van het model waarbij de afstandsbediening wordt gebruikt, kan zowel de aansluiting als de
stroomvoorziening van de ontvanger en de servo’s op verschillende manieren plaatsvinden:
Ontvanger-
Model met verbrandingsmotor
Elektro-modelauto
Modelschip
aansluiting
ST
Stuurservo
Stuurservo
Roerservo
TH
Gas/remservo
Rijregelaar/servo
Rijregelaar/servo
AUX
(*)
Niet gebruiken
Niet gebruiken
Niet gebruiken
BATT
Batterijbox/accu
(**)
(**)
Opmerking (*):
De aansluiting „AUX“ dient bij andere zenders als kanaal 3. Deze functie is bij deze versie van de
zender (2-kanaals) echter niet beschikbaar. Sluit hier daarom noch de servo noch de rijregelaar aan.
De aansluiting kan echter vb. voor de LED-verlichting van een voertuig worden gebruikt, dat geschikt is voor de
aansluiting aan een ontvanger.
Opmerking (**):
Bij een elektromodel met mechanische rijregelaar is voor de stroomvoorziening van de ontvanger
in elk geval een batterijbox of een aparte ontvangeraccu nodig.
De op de mechanische rijregelaar gemonteerde stroomvoorzieningsaansluiting mag niet worden gebruikt, omdat
de spanning van 7,2 V op de stekker ( bij 6-cellige rij-accu) voor de ontvanger en de aangesloten servo’s te hoog is!
De ontvanger resp. de servo’s gaan stuk, de garantie/waarborg gaat verloren!
Bij een elektromodel met elektronische rijregelaar is een aparte ontvangeraccu op aansluiting „BATT“ alleen nodig
als de gebruikte motor-/vliegregelaar geen BEC-schakeling heeft. Bij rijregelaars met BEC mag op aansluiting “BATT”
niets worden aangesloten! Nadere informatie leest u in de technische documentatie van de rijregelaar.
Als een afzonderlijke ontvangeraccu wordt gebruikt, raden wij aan een 5-cellige accupack te gebruiken,
vb. een zogenaamd “Hump”-accupack.
Hierdoor wordt voorkomen dat op grond van de lagere uitgangsspanning van accu’s (celspanning bij
accu’s = 1.2V, bij batterijen = 1.5V) technische storingen ontstaan.
Als de ontvanger via batterijen wordt aangedreven, dan mogen alleen 4 cellen à 1,5V worden gebruikt (vb.
batterijbox voor 4x Mignon/AA-cellen).