76
• Zet de aansluitend de rijregelaar aan. Daarna is mogelijks een programmering van de rijregelaar op de zender
(eindstellingen voor gas-/remhendel en neutrale stand) nodig. Neem daarbij ook de gebruiksaanwijzing van uw
rijregelaar in acht.
• Controleer de reactie van de rijregelaar op de gas-/remhendel en schakel evt. de reverse-schakelaar voor gas/
remmen (afbeelding 1, pos. 8) om. Evt. moet bovendien nog de motorkabel worden vervangen!
Modellen met verbrandingsmotor
• Voor de stroomvoorziening is een batterij-/accubox met vier mignon-batterijen/-accu’s of een accupak met 5-cellen
nodig, die op de aansluiting „BATT“ van de ontvanger wordt aangesloten.
• Stel de stang van de gas-/remservo zodanig in, dat de carburateurbesturing in de middelste stand staat en de rem
nog niet geactiveerd is. Houd hiervoor rekening met de handleiding van de motor en het model.
• De drosselklep op de carburateur (smoorklep) moet bijna gesloten zijn (stationaire stand).
• Wanneer u de gas-/remhendel (afbeelding 1, pos. 6) op de zender naar u toe trekt, moet de carburateur volledig
worden geopend (volgasstand).
• Indien de gasservo in de verkeerde richting loopt, keert u met de reverse-schakelaar voor gas/remmen (afbeelding
1, pos. 8) de looprichting van de servo om.
• Door uitproberen kunt u nu bepalen op welk punt van de stuurhoorn u de carburateur-schakelstang moet ophangen
om een optimale opening van de carburateur te bereiken.
• Als u de gas-/remhendel (zie afbeelding 1, pos. 6) helemaal naar voren van de greep wegdrukt, moet de rem van het
voertuig worden geactiveerd. Een stelschroef op de carburateur voorkomt daarbij dat de carburateur volledig sluit.
Daardoor gaat bij het afremmen de motor niet uit.
• Stel met behulp van de veren en stelringen op de stangen, nog voordat de motor voor de eerste keer wordt gestart,
de juiste functie van de smoorklep op de carburateur in.
• Met behulp van de trimregelaar voor gas/rem (afbeelding 1, pos. 4) kunt u de vrijloop van de motor gevoelig bijstellen.
Stel de servostang net zo lang bij totdat bij een optimale vrijloop de trimregelaar weer in het midden staat.
Instellen van de stuurservo
• Stel op de zender de trimregelaar voor de stuurtrimming (afbeelding 1, pos. 3) in de middelste stand.
• Het draaiwiel (afbeelding 1, pos. 2) voor de stuurservo wordt met behulp van veerkracht automatisch in de middelste
stand gehouden.
• Controleer of de servohevel in de neutrale stand juist is gemonteerd. Enkel wanneer de stuurstang in beide richtingen
even ver kan worden bewogen, zijn met het model rechts en links even grote bochtradiussen mogelijk.
• Controleer nu, of de wielen naar links sturen wanneer u op de zender het stuurwiel (afbeelding 1, pos. 2) naar links
beweegt. Als dit niet het geval is, schakelt u met de reverse-schakelar voor de stuurservo (afbeelding 1, pos. 12) de
draairichting van de servo om.
• Stel nu de stuurstangen net zo lang af tot vb. bij een modelauto de wielen recht staan (een lichte voorspoorinstelling
is zinvol!).
• Stel tijdens de eerste rit de trimregelaar voor de besturing (afbeelding 1, pos. 3) zodanig in, dat uw model recht rijdt.
• Stel daarna de stuurstang in de overeenkomstige richting af, tot het model rechtdoor loopt en ook de trimregelaar
voor de besturing (afbeelding 1, pos. 3) opnieuw in de middelste stand staat. Daardoor is later opnieuw de volledige
trimweg beschikbaar.