BEDIENING 4
NL-15
4.8
WERKEN OP EEN HELLING _________________________________________________
De tractor is ontworpen voor goede tractie en stabiliteit
onder normale bedrijfsomstandigheden; wees echter
voorzichtig bij het werken op hellingen, vooral als het gras
nat is. Nat gras vermindert tractie en stuurcontrole.
1.
Als de tractor gaat glijden of als de banden “sporen”
in het gras beginnen achter te laten, moet u de tractor
onder een hoek zetten om de helling minder steil te
maken totdat de tractor weer tractie krijgt of de ban-
den geen sporen meer achterlaten.
2.
Als de tractor blijft glijden, is de helling te steil om
veilig op te werken. Probeer niet nogmaals te
klimmen, maar rijd langzaam achteruit.
3.
De juiste bandenspanning is zeer belangrijk voor
maximale tractie.
4.9
SLEPEN __________________________________________________________________
AIs de tractor stilvalt en van het terrein moet worden ver-
wijderd, moet hij voor vervoer op een oplegger worden
geladen. Voordat de oplegger gaat rijden, moet u zorgen
dat de tractor uitstaat en dat de accu's zijn losgekoppeld.
Ga als volg te werk als de machine gesleept moet
worden:
1.
Breng de hulpstukken omhoog. Als de hulpstukken
niet omhoog kunnen worden gebracht, moeten zij van
de tractor worden verwijderd.
2.
Schakel de stroom uit en verwijder de contactsleutel.
3.
Ontkoppel de accuconnector.
4.
Zorg dat de machine goed aan het sleepvoertuig is
bevestigd en schakel de parkeerrem uit.
5.
Rijd tijdens het slepen niet sneller dan 8 km/h. Slepen
over lange afstand wordt niet aanbevolen.
WAARSCHUWING
Om de kans op kantelen tot het minimum te beperken,
is de aanbevolen werkwijze op hellingen om de helling
recht op en af te rijden (verticaal), niet dwars langs de
helling (horizontaal). Vermijd onnodige bochten, wees
uiterst voorzichtig, rijd met lage snelheid en let op
verborgen gevaren.
!
!
OPGELET:
Bedien deze machine niet op hel-
lingen van meer dan 12,5°.
!