236
NEDERLANDS
OPMERKINGEN:
• Als stap 3 niet werkt, herbegin dan vanaf stap 1.
• Als de microprocessor is teruggesteld, worden
de waarden van alle toetsen teruggesteld op de
standaardwaarden (de waarden ingesteld bij
verzending uit de fabriek).
B
1, 2
2
13
LAATSTE-FUNCTIEGEHEUGEN
• Dit toestel is uitgerust met een laatste-functiegeheugen dat de ingangs- en uitgangsinstellingen opslaat zoals
ze waren net vóór de spanning werd uitgeschakeld.
Deze functie voorkomt dat u bij het inschakelen van de spanning ingewikkelde instellingen opnieuw moet
uitvoeren.
• Dit toestel is ook uitgerust met een reservegeheugen. Deze functie bewaart de geheugeninhoud ongeveer
één week wanneer de spanningsschakelaar van het hoofdtoestel is uitgeschakeld en het netsnoer is
uitgetrokken.
14
INITIALISATIE VAN DE MICROPROCESSOR
Wanneer de aanduiding op het display niet normaal is of wanneer de bediening van het toestel niet het verwachte
resultaat oplevert, moet de microprocessor als volgt worden geïnitialiseerd.
1
Schakel het toestel uit met behulp van de
netschakelaar op het hoofdtoestel.
2
Houd de volgende AUTO-toets en de PCM-
toets ingedrukt en zet de netschakelaar van het
toestel aan.
3
Kijk of het volledige display knippert met een
tussentijd van ongeveer 1 seconde en laat de 2
toetsen los. De microprocessor wordt
geïnitialiseerd.
15
OPLOSSING VAN PROBLEMEN
Als een probleem optreedt, moet u eerst het volgende controleren:
1. Zijn de aansluitingen juist?
2. Hebt u de ontvanger bediend volgens de bedieningsinstructies?
3. Werken de luidsprekers, platenspeler en andere componenten zoals het hoort?
Als dit toestel niet naar behoren werkt, controleer dan de in onderstaande tabel vermelde punten. Als het
probleem blijft bestaan, is er mogelijk een defect.
Schakel onmiddellijk de spanning uit en neem contact op met uw verkooppunt.
Symptoom
Oorzaak
Maatregelen
Blz.
DISPLAY licht niet op en er is geen
klank wanneer de spanning wordt
ingeschakeld.
• Netsnoer steekt niet goed in.
• Controleer of de stekker goed in het
stopcontact steekt.
• Schakel de spanning in met de
afstandsbediening na het aanzetten
van de POWER-schakelaar.
204
222
DISPLAY licht op, maar er is
geen klank.
• Luidsprekersnoeren niet stevig
aangesloten.
• Onjuiste stand van de
audiofunctietoets.
• Volume staat op minimum.
• MUTING (demping) staat aan.
• Er worden geen digitale signalen
ingevoerd, terwijl de digitale ingang is
ingesteld.
• Steek stevig in.
• Stel in op de juiste stand.
• Draai het volume omhoog tot een
geschikt niveau.
• Schakel MUTING (demping) uit.
• Voer digitale signalen in of selecteer
ingangsaansluitingen waarin digitale
signalen worden ingevoerd.
208
223
223
224
223
DISPLAY verschijnt niet en
spanningsindicator knippert
snel.
• Luidsprekerklemmen zijn kortgesloten.
• De ventilatie-openingen van het toestel
zijn afgedekt.
• Het toestel werkt met een continu
hoge spanning en/of wordt
onvoldoende geventileerd.
• Schakel de spanning uit, sluit de
luidsprekers juist aan en schakel
vervolgens de spanning opnieuw in.
• Schakel de spanning van het toestel uit
en ventileer het goed zodat het kan
afkoelen.
Schakel de spanning opnieuw in zodra
het toestel is afgekoeld.
• Schakel de spanning van het toestel uit
en ventileer het goed zodat het kan
afkoelen.
Schakel de spanning opnieuw in zodra
het toestel is afgekoeld.
208
203, 207
203, 207
Klank komt slechts uit één
kanaal.
• Onvolledige aansluiting van de
luidsprekersnoeren.
• Onvolledige aansluiting van de
ingangs-/uitgangssnoeren.
• Sluit goed aan.
• Sluit goed aan.
208
204 ~ 208
Posities van instrumenten
omgekeerd tijdens
stereoweergave.
• Omgekeerde aansluiting van linkse
en rechtse luidsprekers of linkse en
rechtse ingangs-/uitgangssnoeren.
• Controleer de linkse en rechtse
aansluitingen.
208
Het opscherm-display wordt
niet getoond.
• “On screen display” staat uit op het
menuscherm van de systeeminstelling.
• Schakel “on screen display” in het
systeeminstelmenu in.
215
Zoemend geluid is hoorbaar
tijdens de weergave van een
grammofoonplaat.
• Aardingsdraad van de platenspeler
is niet goed aangesloten.
• PHONO-aansluiting is onvolledig.
• Zendantenne van TV of radio in de
buurt.
• Sluit goed aan.
• Sluit goed aan.
• Neem contact op met uw
verkooppunt.
204
204
—
Huilgeluid is hoorbaar wanneer
het volume luid staat.
• De platenspeler en de luidsprekersystemen
staan te dicht bij elkaar.
• Vloer is onstabiel en onderhevig aan
trillingen.
• Zet ze zover mogelijk uit elkaar.
• Gebruik kussens om de trillingen van de
luidsprekers overgedragen door de vloer op
te vangen. Als de platenspeler niet is
uitgerust met isolatoren, gebruik dan audio-
isolatoren (in de handel verkrijgbaar).
—
—
Klank is vervormd.
• Naalddruk te zwak.
• Vuil of stof op de naald.
• Defect platenspelerelement.
• Stel de naalddruk goed af.
• Controleer de naald.
• Vervang het element.
—
—
—
V
eel voorkomende problemen tijdens het beluisteren van CD
’s, platen, cassettes en FM-uitzendingen, enz.
Volume is zwak.
• Er wordt een MC-element gebruikt.
• Vervang door een MM-element of
gebruik een hoofdversterker of
optransformator.
204
T
ijdens de weergave van grammofoonplaten