Aanwijzingen voor opstelling en inbedrijfname
nl
Aanvullende instructies Wilo-Crono... IL/DL/BL... ATEX, Wilo-Vero... IPL-N/DPL-N... ATEX
55
6.4
Aarding
Om gevaren door statische lading te voorkomen en te zorgen voor een
potentiaalvereffening, moet het aggregaat worden geaard via de hiervoor
bestemde aardverbinding.
Het is niet voldoende om alleen via de pompflens te aarden vanwege de
coating hiervan.
6.5
Droogloopbeveiliging
Om ontoelaatbare temperaturen door het drooglopen van de mechanische
afdichting te voorkomen, wordt aangeraden een bewaking van het druk-
verschil of de doorstroomhoeveelheid te installeren. Hierdoor wordt de
pomp uitgeschakeld bij een plotseling drukverlies of plotselinge vermin-
dering van het debiet.
Zie het hoofdstuk “Bedrijfssituatie van de pomp”.
6.6
Testloop met product
Een testloop zonder medium (droogloop) is niet toegestaan. Niet alleen de
mechanische afdichting kan hierbij beschadigd raken, maar ook moet re-
kening worden gehouden met niet-toegestane temperaturen rond de me-
chanische afdichting!
Houd rekening met alle aanwijzingen voor het vullen en ontluchten in het
hoofdstuk “Vullen/ontluchten van de pomp” in dit document en ook met
hoofdstuk 8.1 van de inbouw- en bedieningsvoorschriften van de pom-
pserie!
Voer bij de inbedrijfname een testloop buiten de explosieve atmosfeer uit! Bij deze
testloop dient vooral op de volgende punten te worden gelet:
ƒ
De pomp moet rustig en zonder vibraties draaien
ƒ
Stroomverbruik van de motor De waarden moeten met de gegevens in de inbouw-
en bedieningsvoorschriften van de motor worden vergeleken.
ƒ
Geluids- en temperatuurontwikkeling van de aandrijfeenheid
ƒ
Lekkages in de flensverbindingen
ƒ
Lekkages in de afdichting
ƒ
Controle van de draairichting (let op de pijl voor de draairichting op de ventilatorkap)
De controle van de draairichting mag in geen geval worden uitgevoerd door een
kortstondig inschakelen van de ongevulde pomp. Droogloopgevaar!
6.7
Ontstekingsbronbewaking
Samenhang tussen de functionele veiligheidsnormen en ontstekingsveiligheidsty-
pes:
Hardware fouttolerantie (in
relatie tot werkzame ontste-
kingsbron)
1
0
-1
0
-1
Ontstekingsveiligheidstype rekening houdend met ontstekingsbronbewaking
Hardware fouttolerantie
-
0
1
-
0
Niveau veiligheidseisen IEC
61508
-
Sil1
Sil2
-
Sil1
Performance Level (PL)/ca-
tegorie ISO 13849-1
-
PL c
Cat. 2
PL d
Cat. 3
-
PL c
Cat. 2
Ontstekingsveiligheidstype
-
b1
b2
-
b1
Beveiligingsniveau apparaat rekening houdend met ontstekingsbronbewaking
EPL-groep II
Gb
Gc
Verklaringen:
Hardware fouttolerantie (HFT):
-1:
Geeft een werkzame ontstekingsbron in normaal bedrijf (ontvlambaar in normaal
bedrijf) aan.
0:
Geeft aan dat het apparaat in normaal bedrijf veilig is als het wordt bewaakt en er
geen werkzame ontstekingsbronnen te verwachten zijn.
Een enkele storing kan leiden tot uitval van het apparaat. Daarom is er één systeem no-
dig ter voorkoming van ontstekingsbronnen in normaal bedrijf.
1:
Geeft aan dat het apparaat met één storing veilig is.
Twee onafhankelijke storingen kunnen leiden tot uitval van het apparaat.