4.2
Grondgeleiders
De grondgeleiderplaat A (fig. 8) is in verticale en horizon-
tale richting instelbaar.
- Monteer de plaat zodanig dat deze maximaal 5 cm in de
grond snijdt en de ruimte tussen de plaat en de instelrol zo
klein mogelijk is.
De grondgeleiders moeten tijdens het werk of bij het heffen
van de machine altijd vrij van de instelrol blijven.
- Bevestig de geleidingsplaat B in die positie, die de grond
optimaal voor de instelrol geleidt.
De kleinste afstand tussen de onderzijde van de grond-
geleiderplaat en de tanden dient 0,5-1,5 cm te bedragen.
- Stel deze afstand af door het plaatsen of verwijderen van
sluitringen boven de buffer.
4.3
Rotortoerental
De grondgesteldheid, de gewenste verkruimeling en de
rijsnelheid zijn bepalend voor het rotortoerental waarmee
moet worden gewerkt.
Het rotortoerental wordt bepaald door de in de tandwielkast
gemonteerde wisseltandwielcombinatie (fig. 9) en het aftak-
astoerental.
U kunt van het kijkglas aflezen welke tandwielcombinatie is
gemonteerd. Het getal bij de streep die met de bovenzijde van
een tand samen valt, komt overeen met het aantal tanden van
het tandwiel op de tussenas (tandwiel onder).
In onderstaand schema zijn de rotortoerentallen vermeld voor
de mogelijke tandwielcombinaties.
Gebruik zoveel mogelijk het laagste toerental waarbij nog
goed werk wordt geleverd. Een hoger toerental geeft een
fijnere verkruimeling, maar vraagt ook meer vermogen. De
slijtage van de tanden is hierbij ook groter.
11
8
B
A
9
WISSELTANDWIELEN
boven
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
onder
23
22
21
20
19
18
17
16
15
14
13
12
ROTERRA
®
-35
rotortoerental omw/min
aftakastoerental : 540 omw/min
-
-
168
186
211
237
265
298
333
376
423
480
aftakastoerental : 1000 omw/min
242
274
310
348
391
438
-
-
-
-
-
-