7.4
Veerspanning rotorbescherming
De rotorbescherming A (fig. 20) voorkomt schade aan de
rotors, in het bijzonder wanneer veel stenen en dergelijke in
de grond voorkomen.
Voor een goede werking van de rotorbescherming dienen de
veren tot ca. 270 mm te zijn uitgetrokken.
Wanneer de ROTERRA rotorkopeg met een egalisatie- plaat
B is uitgerust, moet de veerlengte ca. 290 mm zijn.
7.5
Olie tandwielkast verversen
Ververs de olie van de tandwielkast bij een nieuwe machine
(of na montage van een nieuwe tandwielkast) de eerste keer
na ca. 20 werkuren en daarna iedere 400 werkuren.
Ververs de olie vaker wanneer onder zware omstandigheden
wordt gewerkt.
- Kantel de ROTERRA rotorkopeg iets voorover.
- Plaats een opvangbak voor de tandwielkast.
- Draai de aftapplug (fig. 21) uit de tandwielkast en laat de
olie in de opvangbak lopen.
- Vul de tandwielkast met 5,2 liter ESSO SPARTAN EP 680.
Uitsluitend bijvullen/verversen met deze olie of een andere
olie die voldoet aan de specificatie:
ISO 3448 VG 680 / DIN 51517 CLP680.
Het olieniveau dient tussen het uiteinde van de peilstok en
de groef op de peilstok te liggen.
7.6
Vervangen van tanden/tandhouders
De tandhouders en tanden verschillen in uitvoering, af-
hankelijk van de draairichting. De tanden moeten slepend in
de draairichting staan, met de verdikking aan het uiteinde aan
de achterkant (fig. 22).
- Breng bij de montage van een tandhouder, Loctite 640 aan
op de rotoras.
- Zet de moer van de tandhouder vast met een aanhaal-
moment van 250 Nm (25 kgm). Borg de moer met een
nieuwe splitpen.
- Draai de cilinderkopschroeven van de tanden vast met
een aanhaalmoment van 600 Nm (60 kgm).
Controleer enkele werkuren na de montage of deze nog
goed vastzitten.
18
20
270 mm
290 mm
B
A
21
22
250 Nm
(25 kgm)
600 Nm
(60 kgm)
!