SIGM A
–
Radiografisch w eerstation
SIGM A
–
Radiografisch w eerstation
37
36
Instelling van een tijdzone:
• Als uw tijdzone van de aangegeven radiotijd afwijkt, kunt u
een andere tijdzone in intervallen van 30 minuten instellen.
4.2 Wekalarm
• Kies met de toets ALARM ON/OFF het gewenste soort alarm:
1. W = weekdagalarm (alleen op weekdagen)
2. S = afzonderlijk alarm (eenmalig)
3. PRE-AL = vroeger wekken bij vorst, als temperatuur
≤
0 °C
• Stel de wektijd in de betreffende alarmmodus in. Druk de
toets ALARM ON/OFF 2 sec. in. De uuraanduiding knippert.
Stel met de
▲
of
▼
toets de gewenste tijd in. Bevestig het
met de toets ALARM ON/OFF. Voer op dezelfde manier de
minuten in. In de modus PRE-AL kunt u kiezen of u 15, 30,
45, 60 of 90 minuten vroeger wilt worden gewekt.
• Om de betreffende alarmfunctie te deactiveren, moet u de
▼
toets indrukken. Op de display verschijnt “ OFF” . Druk
om te activeren de
▲
toets in. Het bijbehorende symbool
verschijnt of verdwijnt op de display.
• Als de wekker klinkt, kunt u het alarm beëindigen met de
toets ALARM ON/OFF.
• Met de toets SNOOZE op de bovenkant kunt u de sluimer-
functie activeren. De alarmtoon wordt dan 8 minuten
onderbroken.
• Als u de wekker 2 minuten laat rinkelen, wordt het alarm
automatisch drie keer herhaald.
4.3 Datumaanduiding
Door de toets MODE in te drukken, kunt u kiezen tussen de
volgende weergaven:
• tijd met uren, minuten en seconden
• tijd met uren, minuten en weekdag
• zonetijd met uren, minuten en weekdag
• zonetijd met uren, minuten en seconden
• dag met maand.
4.4 Thermometer
4.4.1 Overschakelen
• Met de “ CHANNEL” toets kunt u tussen de kanalen (CH1, 2
of 3) wisselen.
4.4.2 Trendpijl
• De trendpijl voor de temperatuur toont u of de tempera-
tuur actueel stijgt of daalt of gelijk blijft.
4.4.3 M aximum/M inimum-functie
• Met de “ MEM” toets kunt u de dagminima (MIN) voor bin-
nen en buitentemperatuur opvragen. Druk nogmaals op de
“ MEM” toets om de hoogste waarden (MAX) op te roepen.
• Houdt u de “ MEM” toets 2 seconden lang ingedrukt, wor-
den de waarden gewist en op de actuele waarde terug-
gezet.
4.5 Weersvoorspelling
• Het radiogestuurd weerstation onderscheidt 5 verschillen-
de weersymbolen (zonnig, gedeeltelijk bewolkt, bedekt,
regenachtig, zware buien) en 3 symbolen voor de lucht-
druktrend (stijgend, constant, dalend).
• Het weerbericht via de symboolweergave heeft betrek-
king op een periode van 12 – 24 uur en geeft alleen een
weertrend aan. De precisie is ongeveer 70 %.
4.6 Buitenzender
• Druk met een puntig voorwerp “ °C/°F” toets. U kunt de
waarden op het display van de buitenzender " in °C of in
°F laten weergaven.
• Met de “ RESET” toets in indien de zender niet correct
functioneert.
• Na de succesvolle inbedrijfstelling van de buitenzender
schroeft u het deksel van de batterijen weer zorgvuldig
vast.
• Wenst u meerdere zenders aan te sluiten, kies met de
“ CHANNEL” schuifschakelaar op de zender een apart
kanaal (1 tot 3) voor iedere zender voor het plaatsen van
de batterijen.
4.7 Opstellen van het basisstation en bevestigen van de
zender
• Zoek een schaduwrijke tegen regen beschermde plaats uit
voor de zender. (Directe zonbestraling vervalst de meet-
waarden en continue vochtigheid belast de elektronische
componenten onnodig).
TFA No. 35.1062 Anleitung 25.09.2009 13:55 Uhr Seite 19