Not for
Reproduction
131
O
Transmissiehendel
P
Brandstoftank
Q
Brandstofmeter
R
Rempedaal
S
Hendel om de positie van de
bestuurdersstoel aan te passen
T
Maaihoogteschakelaar (indien hiermee
uitgerust)
Bediening
Lees de rubriek
Veiligheid voor de gebruiker
voordat u deze
machine gebruikt. Zorg ervoor dat u de bedieningselementen
kent en weet hoe u het apparaat moet stoppen.
Bedieningsgebied
1. Zorg dat u het gebied waar u de maaier wilt gaan
gebruiken goed kent.
2. Zorg ervoor dat het gebied vrij is van ongewenst
materiaal dat kan worden opgepakt door de bladen en
worden weggegooid.
GEVAAR
Deze machine kan objecten wegwerpen die omstanders
zouden kunnen verwonden of gebouwen zouden kunnen
beschadigen.
• Gebruik de maaier niet als de volledige grasopvangzak,
de afvoerbeschermkap (deflector) of andere
veiligheidsvoorzieningen niet volledig zijn aangebracht.
Controleer regelmatig op tekenen van slijtage of schade
en vervang onderdelen indien nodig.
• Maak het bedieningsgebied vrij van objecten die
kunnen worden weggeslingerd of die van invloed
kunnen zijn op de werking van de maaier.
3. Rij de maaier naar buiten voordat u de motor start.
WAARSCHUWING
Motoren stoten koolmonoxide uit: een geurloos,
kleurloos, giftig gas. Het inademen van koolmonoxide kan
misselijkheid, flauwvallen of de dood veroorzaken.
4. Let op alle hellingen.
GEVAAR
Maaien op hellingen of vlak bij water kan leiden tot verlies
van controle en kantelen.
• Maai hellingen in de hellingsrichting, niet overdwars.
• Verminder snelheid en wees voorzichtig op hellingen.
• Niet gebruiken op hellingen van meer dan 10 graden
(dit is een verhoging van 3,5 voet over een lengte van
20 voet).
• Houd een ruimte aan van minimaal twee maaiers
rondom water, muren of het einde van hellingen.
• Maai geen nat gras.
• Gebruik de machine niet onder omstandigheden waar
tractie, besturing of stabiliteit onzeker is. Banden
kunnen wegglijden, zelfs als de wielen gestopt zijn.
• Vermijd op een helling te starten of te stoppen.
• Verander niet plots van snelheid of richting.
• Draai langzaam en geleidelijk.
• Wees voorzichtig bij het bedienen van een machine met
een grasvanger of andere accessoire(s). Deze kunnen
de stabiliteit van de machine beïnvloeden.
• Houd u aan de aanbevelingen van de fabrikant inzake
de gewichtslimieten voor aanhanguitrusting en het
slepen op hellingen. Zie
Aanhanguitrusting
.
5. Controleer vooraf of er geen omstanders, vooral
kinderen, in uw werkgebied zijn.