79
NL
2
Bedradingsvoorbeelden
Besturing: naam, code en toegelaten aantal besturingen.
Naam
Code
Aantal verbonden units
Buitenunit
Hoofdeenheid
OC
– (*2)
Subeenheid
OS1, OS2
– (*2)
Binnenunit
Besturing binnenunit
IC
1 tot 32 units per OC (*1)
Afstandsbediening
Afstandsbediening (*1)
RC
Max. 2 units per groep
Andere
Transmissieversterker
RP
Tot 1 unit per OC (*1)
*1 Afhankelijk van het aantal gekoppelde binnenunitbesturingen kan een transmissieversterker (RP) nodig zijn.
*2 OC, OS1, en OS2 van de buitenunits worden binnen hetzelfde koelsysteem automatisch geïdentificeerd. Zij worden in dalende capaciteitsvolgorde geïdentificeerd
als OC, OS1, en OS2. (Bij gelijke capaciteit worden ze volgens hun adresnummer in stijgende volgorde gezet.)
Voorbeeld van een systeem met verschillende buitenunits (kabelafscherming en adresinstelling vereist)
<Bedradingsvoorbeelden>
[Fig. 11.3.1] M-NET Afstandsbediening (p.8)
*1: Als de stroomvoorzieningseenheid niet is aangesloten op de signaaldraad voor centrale besturing, maakt u de mannelijke voedingsaansluiting (CN41) van één
buitenunit in het systeem los en verbindt deze met CN40.
*2: Als van een systeembediening gebruik wordt gemaakt, zet u op alle buitenunits SW2-1 op ON.
[Fig. 11.3.2] MA Afstandsbediening (p.9)
<A> Verleg de geleiderbrug van CN41 naar CN40
<B> SW2-1: ON
<C> Laat de geleiderbrug op CN41
A
Groep 1
B
Groep 3
C
Groep 5
D
Afgeschermde draad
E
Subeenheid van de afstandsbediening
( ) Adres
[Fig. 11.3.3] Combinatie van buitenunits en transmissieversterker (p.9)
<Bedrading en adresinstellingen>
a. Maak altijd gebruik van een beschermingsleiding in de verbindingen tussen buitenunit (OC) en binnenunit (IC), en in die tussen OC-OC, OC-OS, OS-OS, en IC-IC.
b. Gebruik voedingskabels om aansluitklemmen M1 en M2 en de aardeverbinding op het aansluitblok (TB3) van elke buitenunit (OC) aan te sluiten op
aansluitklemmen M1, M2 en S op het aansluitblok van de binnenunit (IC). Voor OC en OS: verbind TB3 met TB3.
c. Sluit aansluitklemmen 1 (M1) en 2 (M2) op het aansluitblok van de binnenunit (IC) die het meest recente adres heeft binnen een groep aan op het aansluitblok van
de afstandsbediening (RC).
d. Maak een onderlinge verbinding tussen aansluitklemmen M1, M2 en S op het aansluitblok voor centrale besturing (TB7) van een buitenunit in een ander koelsysteem
(OC). Voor OC en OS in hetzelfde koelsysteem: verbind TB7 met TB7.
e. Als op de signaaldraad voor centrale besturing geen stroomvoorzieningseenheid is aangesloten, verlegt u voor één buitenunit in het systeem de geleiderbrug in de
schakelkast van CN41 naar CN40.
f. Verbind aansluitklem S op het aansluitblok voor centrale besturing (TB7) van de buitenunit (OC) door de unit waarvoor de geleiderbrug naar CN40 werd verlegd in de
stap hierboven, met de aardeverbinding in de schakelkast.
g. Stel de schakelaar voor adresinstellingen in als volgt:
* Om het adres van de buitenunit in te stellen op 100, moet de schakelaar voor buitenadresinstellingen worden ingesteld op 50.
Unit
Bereik
Instellingswijze
Binnenunit (Hoofdeenheid)
01 tot 50
Gebruik het meest recente adres binnen een groep binnenunits
Binnenunit (Subeenheid)
01 tot 50
Gebruik een ander adres dan dat van de IC (Hoofdeenheid) maar uit dezelfde groep binnenunits. Dat
moet volgen op dat van de IC (Hoofdeenheid)
Buitenunit (OC, OS)
51 tot 100
Stel de adressen van de buitenunits in hetzelfde koelsysteem in volgens hun reeksnummer. OC, OS1,
en OS2 worden automatisch geïdentificeerd. (*1)
M-NET R/C (Hoofdeenheid)
101 tot 150
Stel dit in op het adres van een IC (Hoofdeeneid) in de groep plus 100
M-NET R/C (Subeenheid)
151 tot 200
Stel dit in op het adres van een IC (Hoofdeeneid) in de groep plus 150
MA R/C
–
Adresinstelling is niet nodig (wel voor Hoofd/Subeenheid)
h. De groepsinstellingen voor de verschillende binnenunits worden gemaakt op de afstandsbediening (RC) nadat de stroomvoorziening is ingeschakeld.
i. Als op het systeem een centrale afstandsbediening is aangesloten, zet u de schakelaars voor centrale afstandsbediening (SW2-1) in de schakelkasten van alle
buitenunits (OC, OS) op “ON”.
*1 OC, OS1, en OS2 van de buitenunits worden binnen hetzelfde koelsysteem automatisch geïdentificeerd. Zij worden geïdentificeerd als OC, OS1, en OS2 in dalende
volgorde van capaciteit. (Bij gelijke capaciteit worden ze volgens hun adresnummer in stijgende volgorde gezet.)
<Toegestane lengtes>
1
M-NET Afstandsbediening
Max. lengte via buitenunits: L
1
+L
2
+L
3
+L
4
en L
1
+L
2
+L
3
+L
5
en L
1
+L
2
+L
6
500 m (1,25 mm
2
of meer)
Max. lengte signaaldraad: L
1
en L
3
+L
4
en L
3
+L
5
en L
6
en L
2
+L
6
200 m (1,25 mm
2
of meer)
Draadlengte afstandsbediening:
1
,
2
,
3
,
4
10 m (0,3 tot 1,25 mm
2
)
Als de lengte groter is dan 10 m, gebruikt u een afgeschermde draad van 1,25 mm
2
. De lengte van dit gedeelte (L
8
) moet worden
ingecalculeerd in de totale en dus maximale lengte van het geheel.
2
MA Afstandsbediening
Max. lengte via buitenunit (M-NETverbinding): L
1
+L
2
+L
3
+L
4
en L
1
+L
2
+L
6
500 m (1,25 mm
2
of meer)
Max. lengte signaaldraad (M-NETverbinding): L
1
en L
3
+L
4
en L
6
en L
2
+L
6
200 m (1,25 mm
2
of meer)
Draadlengte afstandsbediening:
m
1
+
m
2
en
m
1
+
m
2
+
m
3
+
m
4
200 m (0,3 tot 1,25 mm
2
)
3
Transmissieversterker
Max. lengte signaaldraad (M-NETverbinding):
1
L
1
+L
2
+L
3
+L
5
+L
6
200 m (1,25 mm
2
)
2
L
1
+L
2
+L
3
+L
5
+L
7
200 m (1,25 mm
2
)
3
L
1
+L
2
+L
4
200 m (1,25 mm
2
)
4
L
6
+L
5
+L
3
+L
4
, L
4
+L
3
+L
5
+L
7
200 m (1,25 mm
2
)
•
•
•
•
•
•
•
•