gelaten te worden, om service van het filter, de ventilator en de
rotor mogelijk te maken.
Bij gebruik van de montageplaat, dient de ontvoctiger zodaninig
geplaatst te worden dat de rotoras zich in de horizontale positie
bevindt en de uitgang van natte lucht zich beneden bevind.
Aansluiting van kabels voor permanente installatie
Om een optimale efficiëntie te verkrijgen, dienen de
ventilatoruitlaten met diffusoren uitgerust te zijn.
Kabel van natte lucht uit de ontvochtiger
De natte lucht uit de ontvochtiger dient naar buiten geleid te
worden. Het kabel dient zo kort mogelijk te zijn, om mogelijkheid
van druppelvorming van natte lucht te voorkomen. Het kabel
dient ietswat naar beneden te buigen om terugkeer van druppels
water naar de ontvochtiger te voorkomen.
Als het kabel van de natte lucht heel lang is of het dient te zijn
gebogen van de ontvochtiger, dient het geïsoleerd te worden en
een afvoeropening (2 mm), geboord in het laagste punt, te
bevatten.
In het natte kabel dient een regelklep geïnstalleerd te worden om
de correcte regulatie van de hoeveelheid van de reactiverende
lucht tijdens de opstart mogelijk te maken.
De afvoeropening dient een dikke dradennet te hebben.
Reactiverende lucht naar de ontvochtiger
Om te ontvochtiger opnieuw te starten is een aanvullende
hoeveelheid van lucht onontbeerlijk. De lucht komt het toestel
binnen samen met de proceslucht. De ontvochtiger kan optioneel
uitgerust worden met aansluitingen voor binnenkomende lucht
(DHA 160 Ø125; DHA 250 2xØ80). Een ervan kan gebruikt
worden voor opname van kamerlucht ter reactivatie (DHA 250).
Het kabel dient zo kort mogelijk te zijn, vereist geen isolatie en
mag gehesen of gebogen zijn. In bepaalde installaties kan de
reactiverende lucht genomen worden uit de technische ruimte. In
dat geval is aansluiting van het kabel niet vereist.
Proceslucht en droge lucht bij installatie van de ontvochtiger
in droge ruimte.
Wanneer de ontvochtiger in een droge ruimte geïnstalleerd is,
vindt de inname van de proceslucht rechtstreeks plaats van de
ruimte zonder kabelsysteem. Indien de inlaat van de proceslucht
aangesloten dient te worden tot het kabelsysteem, is de
ontvochtiger aangepast om gebruik te maken van de plaat met
het kabelsysteem. De uitlaat van droge lucht is gewoonlijk met
het kabelsysteem voor verdeling van droge lucht in het gebouw
uitgerust
Proceslucht en droge lucht bij installatie van de ontvochtiger
buiten de droge ruimte
Wanneer de ontvochtiger geïstalleerd wordt in een aparte
technische kamer, zijn alle in-en uitlaatopeningen gewoonlijk tot
de kabels aangesloten.
De ontvochtiger neemt de proceslucht op als kamerlucht of als
aanvankelijk gezuiverde lucht (gekoeld, verwarmd) of optioneel
als terugkerende lucht uit de droge ruimte. De droge lucht uit de
ontvochtiger kan aangesloten worden om opnieuw te zuiveren of
terug te keren naar de technische kamer.
De regelkleppen dienen te worden geïnstalleerd in de kabels van
natte en droge lucht om de luchtstromen aan te wakkeren.
Aansluiting van kabels voor installatie in de kelder
Indien de ontvochtoger in de kelder dient te worden geïnstalleerd,
is het aanbevolen een beperkte onderdruk te creëren om de
verspreiding van onaangename geuren in het gebouw te
voorkomen. In zo`n geval is de reactiverende lucht rechtstreeks
opgenomen uit de kelder, terwijl de natte lucht uit de kelder wordt
afgevoerd.De bovenvermelde wijze van installatie zal een
beperkte onderdruk genereren. andere kabels dienen te worden
geïnstalleerd volgens “permenente aansluiting van kabels.
Tijdelijke installatie
In geval van een tijdelijke installatie om schade te verwijderen na
een overstroming of om gebouwen te ontvochtigen, worden er
gewoonlijk kabels uit kunstmateriaal gebruikt en geen
spiraalkabels. De wijze van ontvochtigen verschilt afhankelijk van
de situatie of de constructie, die ontvochtigd dient te worden.
Volledige ruimtes of hun vernielde delen kunnen behandeld
worden. In geval van de tweede optie wordt ere en kunstmatige
plaat gebruikt, waarbij de droge lucht onder de plaat wordt
geleverd, In beide gevallen dient de natte lucht uit het gebouw te
worden afgevoerd door middel van een elastisch kabel of
optioneel door aansluiting op de algemene ventilatiesysteem van
het gebouw.
6. START
Tijdens de initiële start, dienen de onderstaande stappen te
worden uitgevoerd in de volgende volgorde :
A. Controleer of de externe isolatieschakelaar het toestel uit de
energievoorziening heeft losgekkopeld of de stekker uit de
pries is getrokken.
B. Verplaats de hoofdschakelaar (oranje kleur) in het voorste
deel van de ontvochtiger in de OFF-stand.
C. Open het bedieningspaneel in het bovenste deel van de
ontvochtiger en controleer of er in het toestel of het
elektrische deel geen vreemde voorwerpen achtergebleven
zijn.
D. Controleer of de luchtfilter is geïnstalleerd.
E. Draai de rotor van de ventilator manueel om en controleer of
hij zonder hindernissen beweegt.
F. Controleer of de regelkleppen van natte en droge lucht open
zijn en of de kabels zuiver en niet geblokkeerd worden.
G. Controleer of de zekering van de energievoorziening onder de
juiste spanning staat en of deze zekering vrij is.
H. Sluit
de
ontvochtiger
aan
tot
de
elektrische
energievoorziening door de schakelaar in de ON-stand te
zetten, of optioneel door de stekker iin de pries te steken.
I. Kiest de MAN-stand van de (zwarte) schakelaar van de
ontvochtiger. Zet de hoofdschakelaar (oranje kleur) in ON-
stand voor 3-4 seconden. Controleer of de rotor langzaam
beweegt, of de ventilatoren ingeschakeld worden en of de
oranje lampje van de hoofdschakelaar aan staat. Schakel de
ontvochtiger uit.
J. Plaats het bedieningspaneel en controleer of het de behuizing
adequaat isoleert..
K. De ontvochtiger is klaar om te worden ingeschakeld.
L. Start de ontvochtiger en controleer of het toestel bij de juiste
hoeveelheid lucht werkt.
DHA 250
Het toestel werkt correct indien de ampèremeter op de
voorkant de ontvochtiger ongeveer6A aangeeft..
M. De elektrische kabels van de ontvochtiger zijn door de
producent op zulke wijze aangesloten, dat tijdens de werking
in de AUTO-modus, de sensors de inschakeling of
uitschakeling van het toestel bepalen. Door wijziging van één
schakelaar in het elektrische panel is het mogelijk de
werkmodus in permanente modus te veranderen. De sensor
zal in dat geval het inschakelen en uitschakelen van de
verwarmer sturen afhankelijk van het signal van de
humidostaat of een andere externe toestel.
7. ONDERHOUD
OPGELET!Tijdens om het even welke onderhouds-of
servicewerken dient u:
•
De ontvochtiger uit te schekelen 15 min voordat u het
bedieningspaneel opent zodat de verwarmer afkoelt.
•
Verbreek de elektrsiche energievoorziening door de
externe schakelaar te zetten in de OFF-stand of door de
stekker uit de pries te nemen.
De intervallen van de volgende onderhoudswerken aan de
ontvochtiger hangen af van het milieu en de installatieplaats.
Aanbevolen pauses tijdens het onderhoud kunnen verschillen
afhankelijk van de gegeven situatie. Incorrect uitgevoerde
onderhoud of service kunnen tot verlaging van efficiëntie leiden.
Filter
De ontvochtiger is uitgerust met één gemeenschappelijk filter van
proces –en reactiverende lucht. Het filter bevindt zich bij de inlaat
en reinigt de lucht voordat die in de ontvochtiger komt.
De intervallen betreffende reiniging en vervanging van filters zijn
afhankelijk van de hoeveelheid stof en deeltjes in de lucht op de
plaats van installatie.
Het is raadzaam het filter ten minste één keer per maand te
controleren in het eerste jaar van de nieuwe installatie.
De ontvochtiger mag nooit zonder filter worden gebruikt, omdat
stof kan tot beschadiging van de rotor leiden.
Rotor
De rotor vereist geen onderhoud, maar indien reiniging van de
rotor nodig zal zijn dient hiervoor perslucht voorzichtig te worden
gebruikt. In geval van een aanzienlijke verontreiniging van de
rotor kan die met water worden schoongemaakt.
Reinigen met water is geen routine handeling, gelieve contact te
nemen met de verdeler voordat deze procedure wordt
uitgevoerd.
