14
PMNL0126A rev.2 - 11/2006
INSTALLATIE VAN DE UNITS
10.2. PRESTATIECURVE VAN DE VENTILATOR
De buitenunit kan worden geïnstalleerd met behulp van leidingen bij de luchtinlaat en de luchtuitlaat.
Raadpleeg de prestatiecurve van de ventilator om te controleren of het luchtvolume binnen het bedrijfsbereik valt.
Er wordt aangenomen dat de unit wordt geïnstalleerd met leidingen voor toevoer en retourlucht. Met behulp van de onderstaande
prestatiecurve van de ventilator kunt u bepalen welke leidingen geschikt zijn.
RASC-5HNE
RASC-10HNE
Externe statische druk (mm
Aq)
Externe statische druk (mm
Aq)
Luchtdoorvoer (m³/min)
• Nominaal punt
Luchtdoorvoer (m³/min)
• Nominaal punt
OPMERKING:
Wanneer u een leiding ontwerpt, moet u controleren of het luchtvolume binnen het bedrijfsbereik valt dat is aangegeven in de
“Prestatiecurve van de ventilator”.
Als het luchtvolume is ingesteld op een waarde buiten het bedrijfsbereik, kan water overlopen (op het plafond of de vloer
vallen), meer geluid ontstaan, de motor van de ventilator beschadigd raken (hoge temperatuur) of onvoldoende koel-/
verwarmingscapaciteit optreden.
Ontwerp daarom de juiste leidingen en selecteer de juiste ventilatorsnelheid om ervoor te zorgen dat de unit werkt binnen het
geaccepteerde geselecteerde bedrijfsbereik.
Specifieke opmerking over de installatie voor
RASC-5HNE
:
Het wordt aangeraden leidingen te monteren om de statische druk rond de 10mmAq te houden. Als u de statische druk of de
luchtstroom niet kunt meten, kunt u het werkpunt bepalen door het aantal ampère te bepalen. Gebruik als referentie dat Pst = 0
mmAq ongeveer 5,4 A is, en dat �Pst = 10mmAq ongeveer 4,65 A is (slechts bij benadering omdat de motortemperatuur en het
voltage de meting van het aantal ampère beïnvloeden).
Als voor de installatie korte en rechte leidingen zijn vereist (Pst
≤
3 mmAq), kunnen er fluitende geluiden ontstaan. Als u dit
wilt voorkomen, moet u de luchtinlaat voor zuiging op de buitenunit sluiten (u kunt de luchtinlaat voor zuiging bijvoorbeeld half
sluiten).
-
-
-
•
-
-