47
NL
uitzondering van de in de fabrikantaanwijzingen
aangegeven veranderingen en instellingen
mogen de lassystemen/snijapparaatsystemen
op geen enkele manier worden veranderd. Met
name de vonktrajecten van vlamboogontste-
kings- en stabilisatiesystemen moeten volgens
de aanbevelingen
van de fabrikant worden ingesteld en onder-
houden.
Lasleidingen
Lasleidingen moeten zo kort mogelijk en dicht
bij elkaar zijn en over of in de buurt van de vloer
lopen.
Potentiaalvereffening
De elektrische verbinding van alle metalen on
-
derdelen in en naast een lassysteem/snijappa-
raatsysteem moet in aanmerking worden geno-
men. De met het werkstuk verbonden metalen
onderdelen kunnen echter het risico verhogen
dat de lasser door gelijktijdig aanraken van
deze metalen onderdelen en de elektrode een
elektrische schok krijgt. De lasser moet tegen al
deze verbonden metalen onderdelen elektrisch
geïsoleerd zijn.
Aarding van het werkstuk
Als het werkstuk niet sowieso al vanwege elek-
trische veiligheidsredenen of vanwege de groot-
te en positie, bijv. buitenwand van een schip of
staalconstructies, met de aarding verbonden is,
kan een verbinding van het werkstuk
met de aarding in sommige, maar niet in alle
gevallen, storingsemissies verlagen. Er moet
voorkomen worden, dat de aarding van het
werkstuk voor de gebruiker het ongevallenrisico
verhoogt of voor de onherstelbare beschadiging
van andere elektrische systemen kan zorgen.
Indien nodig moet de aansluiting van het werk
-
stuk op de aarding door een directe aansluiting
op het werkstuk worden uitgevoerd. In landen
waarin een directe aansluiting verboden is
moet de verbinding door geschikte, conform de
nationale voorschriften geselecteerde conden-
satoren tot stand worden gebracht.
Afscherming
Selectief afschermen van andere leidingen en
systemen in de omgeving kan instralingen verla-
gen. Het afschermen van het gehele lassysteem
/ snijapparaatsysteem kan voor bijzondere
toepassingen in aanmerking worden genomen.
Klasse A (IEC 60974-10):
e) de gezondheid van personen in de omgeving,
bijvoorbeeld bij het gebruik van pacemakers en
hoortoestellen;
f) systemen voor kalibreren of meten;
g) de storingsbestendigheid van andere syste-
men in de omgeving. De gebruiker moet er zeker
van zijn, dat
andere systemen die in de omgeving worden
gebruikt hiervoor geschikt zijn. Daardoor kunnen
aanvullende beschermingsmaatregelen noodza-
kelijk zijn;
h) het tijdstip waarop het lassen, snijden of
andere werkzaamheden moeten worden uitge-
voerd.
De omvang van de te beoordelen omgeving
hangt af van het type gebouw en andere werk-
zaamheden die hierin worden uitgevoerd. De
omgeving kan verder gaan dan de perceelgrens
Beoordeling van lasinstallatie / snijapparaat
Naast de beoordeling van de omgeving kan een
beoordeling van vlambooglasinstallaties/-snijap-
paraten worden uitgevoerd, om gevallen van in-
terferentie te beoordelen en te verhelpen. Voor
een beoordeling van storingsemissies moeten
ter plaatse metingen worden uitgevoerd zoals
vastgelegd in paragraaf 10 van CISPR 11:2009.
Metingen ter plaatse kunnen ook worden uitge-
voerd om de effectiviteit van minimaliserings
-
maatregelen te bevestigen.
Aanwijzingen voor minimaliseringsmaatre-
gelen:
Openbaar stroomnet
Lassystemen/snijapparaten moeten conform de
aanbevelingen van de fabrikant op het openbare
stroomnet worden aangesloten. Als verslechte
-
ringen optreden, kan het nodig zijn om aanvul-
lende voorzorgsmaatregelen uit te voeren, zoals
filters voor de netaansluiting. Er moet worden
overwogen om de netvoedingsleiding van vast
geïnstalleerde lassystemen/snijapparaten door
een metalen buis of dergelijke af te schermen.
De afscherming moet over de gehele lengte
elektrisch verbonden zijn. De afscherming moet
zodanig op de lasstroombron/snijapparaatbron
worden aangesloten, dat een
goed elektrisch contact tussen de ommanteling
en de behuizing van de lasstroombron/snijappa-
raatbron wordt bereikt.
Onderhoud van de vlambooglassyste-
men/-snijapparaatsystemen
Vlambooglassystemen/-snijapparaatsystemen
moeten conform de aanbevelingen van de
fabrikant regelmatig worden onderhouden. Alle
toegangs- en servicedeuren en deksels moeten
gesloten en goed bevestigd zijn, als het lassys-
teem/snijapparaatsysteem in werking is. Met
NEDERLANDS
Summary of Contents for 20078
Page 6: ......
Page 10: ...4 GAS 1 2 3 5 TEST GAS 4 6 l min Ø 0 6 mm 8 l min Ø 0 8 mm 1 1 MIG MAG WIG ...
Page 13: ...7 MIG MAG 3 3 UNI MIG 125 INVERTER MIG MAG MMA WIG ...
Page 14: ...8 2 ON 1 MIG MAG 3 10 mm 4 3 3 ...
Page 18: ...12 3 3 MMA UNI MIG 125 INVERTER MIG MAG MMA WIG 2 ON 1 ...
Page 19: ...13 3 3 1 2 MMA 3 4 UNI MIG 125 INVERTER MIG MAG MMA WIG Art Nr 16982 T I P ...
Page 21: ...15 3 3 WIG Art Nr 41690 T I P UNI MIG 125 INVERTER MIG MAG MMA WIG 4 GAS 1 2 GAS 3 Optional ...
Page 25: ...19 4 4 1 2 3 4 Art Nr 24843 T I P Art Nr 41616 T I P Art Nr 41612 41614 T I P ...
Page 26: ...20 4 4 4 1 2 3 ...
Page 111: ......
Page 112: ......
Page 113: ......