ALGEMENE AANWIJZINGEN BIJ HET UITKIEZEN VAN
HET AANSLAGPUNT, VEILIGHEID, LEVENSDUUR, OPSLAG,
ONDERHOUD EN KENMERKEN
Alle instelonderdelen dienen tijdens het gebruik regelmatig te
worden gecontroleerd.
Aanslagpunt
Om grote belastingen en kringelen bij een val te vermijden, moeten
de aanslagpunten voor de zekering altijd zo mogelijk loodrecht
boven de te zekeren persoon liggen. Het verbindingsmiddel/
aanslaginrichting van het aanslagpunt naar de te zekeren persoon
moet altijd zo strak mogelijk worden gehouden.
Slappe touwverbindingen moeten worden vermeden!
Het aanslagpunt moet zo opgesteld zijn dat bij het vastzetten van
de PBM (Persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen) geen
sterkteverminderende invloeden kunnen optreden en dat die tij-
dens het gebruik niet beschadigd wordt. Scherpe randen, kammen
en afklemmingen kunnen de vastheid sterk beïnvloeden, eventueel
moeten deze door geschikte hulpmiddelen worden afgedekt.
Het aanslagpunt en de verankering moeten bestand zijn tegen de
in de meest ongunstige gevallen te verwachten belastingen. Ook
bij het gebruik van valbrekers (volgens EN 355) dienen de aanslag-
punten voor de opvangkrachten op tenminste 12 kN te worden
ingesteld, zie tevens EN 795.
De aanslaginrichting kan in de praktijk maximaal tot productlengte
worden uitgedraaid.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
Bij de combinatie van dit product met andere bestanddelen
bestaat het gevaar dat de gebruiksveiligheid van de tegenpartij
wordt verminderd.
Wordt dit product in verbinding met andere bestanddelen van
een reddings-/opvangsysteem gebruikt, moet de gebruiker zich
voor het gebruik informeren over de bijgevoegde aanbevelingen,
opmerkingen en instructies van deze bestanddelen en zich hier-
aan houden.
Het gebruik mag principieel alleen plaats hebben in verbinding
met onderdelen met CE-kenmerk van de persoonlijke bescher-
mingsmiddelen (PBM) ter bescherming tegen vallen uit een hoogte.
In een vangsysteem mag alleen een vanggordel volgens EN 361
worden gebruikt!
Als originele onderdelen van het product worden veranderd of
verwijderd, kunnen de veiligheidseigenschappen daardoor wor-den
beperkt. De uitrusting mag op geen enkele manier, die niet door de
fabrikant schriftelijk is aanbevolen, worden veranderd of voor het
monteren van extra onderdelen worden aangepast.
Voor en na het gebruik dient het product op eventuele bescha-
digingen te worden gecontroleerd, de bruikbare toestand en
het juist functioneren moet worden gegarandeerd. Het product
moet onmiddellijk worden uitgesorteerd als met betrekking tot de
gebruiksveiligheid ook maar de geringste twijfel bestaat.
OPGELET!
De producten mogen niet aan schadelijke invloeden
worden blootgesteld. Daaronder vallen het contact met etsende
en agressieve stoffen (b.v.: zuren, logen, soldeerwater, oliën,
reinigingsmiddelen) evenals extreme temperaturen en wegsprin-
gende vonken.
Ook kunnen scherpe randen, vochtigheid en in het bijzonder
ijsvorming de vastheid van textielen producten sterk negatief
beïnvloeden!
Wanneer een voor aanvang van de werkzaamheden uitgevoerde
risicoanalyse aangeeft, dat in geval van een val een belasting over
een rand mogelijk is, moeten bijbehorende veiligheidsmaatregelen
worden genomen.
Gebruiksklimaat
De constante gebruikstemperatuur van het product (in droge
toestand) reikt van ca. -20°C t/m +55°C.
54526_GAL_Saf_Verbindungsmittel_MS_140513.indd 23
54526_GAL_Saf_Verbindungsmittel_MS_140513.indd 23
13.05.2014 12:31:38
13.05.2014 12:31:38