ten kan botsen waardoor gevaar voor lichamelijk letsel bestaat.
Verbindingsmiddelen voor avonturenparken en klimparken in
aansluiting aan EN 354
Avonturenparken en klimparken
Opgelet: de inzet van dergelijk veiligheidsmiddel stelt voorop dat
de ingestelde kracht in het klimpark- / avonturenparkenysteem
6 kN
niet overschrijdt.
Het verbindingsmiddel mag in het gebied met gevaar voor neer-
storten enkel met twee gelijktijdig ingehangen karabiners gebruikt
worden. Het veranderen van plaats van de karabiner is enkel
toegelaten vanuit een veilige positie en moet na elkaar gebeuren
zodat er steeds één karabiner ingehaakt is!
Bij het gebruik van dit systeem met een gordel volgens EN 12277
moet het verbindingsmiddel aan het bevestigingsoog van de gordel
door een geschikte verbindingstechniek, zoals bijvoorbeeld de
zwaluwstaartknoop (zie tekening 1) of karabiner volgens EN 362,
bevestigd worden.
Bij het gebruik van dit systeem met valgordel volgens EN 361 wordt
er een veilige verbinding gelegd met het
bevestigingsoog (A)
,
de eventueel gebruikte aparte verbindingselementen (karabiners)
moeten voldoen aan EN 362 en worden aan deze (A) bevestigd.
Verbindingsmiddelen voor veiligheidsgordels volgens
EN 358:2000 (touw)
Indien het verbindingsmiddel voor veiligheidsgordels zonder verbin-
dingselementen (karabiners) geleverd wordt, moeten de gebruikte
verbindingselementen (karabiners) voldoen aan EN 362 en moeten
ze aan de eindverbinding van de aanslag en aan de lengte-instelling
(touwklem) bevestigd worden.
De verbindingselementen moeten aan de zijdelingse bevesti-
gingsringen of aan de centrale bevestigingsring vooraan op de
veiligheidsgordel volgens EN 358 bevestigd worden.
De instelling en ordening van het touw moet zodanig uitgekozen
worden dat neerstorten niet mogelijk is en een veilige werkpositie
voorhanden is.
Het verbindingsmiddel voor veiligheidsgordels moet gespan-
nen staan, het aanslagpunt moet boven of ter hoogte van de
heup bevinden en de vrije valhoogte moet beperkt worden tot
maximaal 0,5 m.
De doorsnede van de component waar het touw rondom gewikkeld
wordt, mag niet kleiner dan 75 mm zijn.
Bij werkzaamheden met het touw in verbinding met scherpe
gereedschappen (messen, zagen, motorzaag) moet men erg
oplettend en voorzichtig zijn.
Ook touwen met omhulde staalkern kunnen door een
motorzaag doorgezaagd worden. Deze werkzaamheden kunnen
niet uitgevoerd worden wanneer een beschadiging van het
verbindingsmiddel niet kan worden uitgesloten. Eventueel moeten
bijkomende maatregelen getroffen worden (redundantie)!
Opgelet! Verbindingsmiddelen voor veiligheidsgordels volgens EN
358 (touwen) en veiligheidsgordels zijn niet bestemd voor opvang-
doeleinden, eventueel moet een bijkomend valbeveiligingssysteem
volgens EN 363 gebruikt worden!
Aanslagvoorzieningen volgens / in aansluiting
aan EN 795 B
De lengte van een aanslagvoorziening moet altijd op het te omwi-
kkelen object afgestemd worden, zie ook tekeningen 2 tot 4.
Een aanslagvoorziening volgens / in aansluiting aan
EN 795 B mag niet zonder valdemper volgens EN 355 in een
valbeveiligingssysteem gebruikt worden.
De aanslaginrichting is bedoeld om door slechts één gebruiker
te worden gebruikt.
Voor het inzetten van een valbeveiligingssysteem moet men er zich
van vergewissen dat de vereiste vrije ruimte aan de arbeidsplaats
(lichte hoogte) van 7 m onder de gebruiker gewaarborgd is.
Opgelet! Verbindingselementen voor aanslaghulp volgens
EN 795 B moeten voldoen aan EN 362.
54526_GAL_Saf_Verbindungsmittel_MS_140513.indd 22
54526_GAL_Saf_Verbindungsmittel_MS_140513.indd 22
13.05.2014 12:31:38
13.05.2014 12:31:38