98
Meetmodus
De gastransmitter levert een 4 tot 20 mA signaal, proportioneel met de gemeten
gasconcentratie, indien de gastransmitter geconfigureerd is voor de analoge
signaaloverdracht.
Storingsmeldingen worden met een hogere prioriteit overgedragen dan waarschuwingen.
Waarschuwingen worden met een hogere prioriteit overgedragen dan meetwaarden.
Onderhoud
Het onderhoud van de gastransmitter gebeurt ofwel met de magneetstaaf (bestelnr. 45 44
101, alleen kalibrering) of met de Remote Access-Box Dräger RAB 7000 (bestelnr. 68 12 830,
alleen kalibrering en configuratie van de voor een kalibrering te wijzigen parameter) of met
een pc en de pc-software Dräger PolySoft of met een HART
®
-handbedieningsapparaat. Alle
toestanden (bijvoorbeeld handmatig instellen van het analoge uitgangssignaal), die de meting
van de gastransmitter tijdelijk onderbreken, worden met de statuslampjes (groen aan en geel
knippert) aangegeven.
Onderhoudsintervallen
De norm EN 60079-29-2 en de nationale regelingen die van toepassing zijn moeten worden
opgevolgd.
Bij de inbedrijfstelling
Tijdens de automatische zelftest de functie van de gele en groene statuslampjes
controleren.
Nulpuntkalibratie controleren.
Stroominterface en evt. HART-communicatie controleren.
In regelmatige intervallen
, die door de verantwoordelijke personen van de
gaswaarschuwingsinstallatie dienen te worden bepaald – aanbeveling, 6 maanden:
Nulpunt- en gevoeligheidskalibratie controleren.
Signaaloverdracht naar de centrale en alarmeringen controleren.
Een verlenging van het kalibratie-interval boven de aanbevolen limiet van 6 maanden is
mogelijk, indien voldaan is aan het volgende: Na een gebruiksduur van max. 6 maanden
dient u te controleren of bij de betreffende toepassing de gastoevoer naar de meetcuvette
kan worden geblokkeerd, bijv. door stof, olie enz. Indien een beperking van de functionaliteit
door deze effecten kan worden uitgesloten, kan het kalibratie-interval worden verlengd –
aanbeveling: max. 24 maanden.
Jaarlijks
Inspectie door deskundigen. Afhankelijk van de veiligheidstechnische overwegingen,
procestechnische condities en apparaattechnische voorwaarden dienen de
inspectietermijnen op de specifieke situatie te worden afgestemd.
Controleren van de alarmactivering. De werking van de alarmactivering moet worden getest
ofwel door de toevoer van testgas of door handmatig instellen van het analoge signaal (met
een pc en de pc-software Dräger PolySoft). De testgasconcentratie resp. het ingestelde
analoge signaal moet daarbij voldoende hoog zijn, om het hoofdalarm te activeren.
Meetcuvette van de gastransmitter controleren, zo nodig reinigen
Om foutieve alarmen tijdens de inspectie te voorkomen, het analoge uitgangssignaal op
onderhoudssignaal zetten of ervoor zorgen dat de alarmering van de centrale vergrendeld
is.
Spatbescherming en zo nodig verdere accessoires van de gastransmitter verwijderen.
Luchtinlaat- en luchtuitlaatopeningen op vervuiling en beschadiging controleren.
Optiek en andere accessoires op vervuiling controleren, met water of alcohol schoonmaken
en met watten of een doek droogvegen. Spiegel en ramen niet bekrassen!
Spatbescherming en evt. verdere accessoires op de gastransmitter monteren.
Analoog uitgangssignaal weer activeren, indien het apparaat op onderhoudssignaal gezet
is. Alarmgeving op de centrale weer ontgrendelen.
Kalibratie
De gastransmitters wordt ofwel met de magneetstaaf (bestelnr. 45 44 101) of met de Remote
Access-Box Dräger RAB 7000 (bestelnr. 68 12 830) of met een pc en de pc-software Dräger
PolySoft of met een HART
®
-handbedieningsapparaat bediend. De opgave van testgassen
voor kalibratie wordt uitgevoerd met de kalibratieadapter PIR 7000 (bestelnr. 68 11 610) of de
Flowcell PIR 7000 / 7200 (bestelnr. 68 11 490 / 68 11 910) of de Flowcell PIR 7000 Duct
(bestelnr. 68 11 945) of de procesadapter PIR 7000 (bestelnr. 68 11 915) of de procescuvette
PIR 7000 (bestelnr. 68 11 415) of de procescuvette PIR 7000 SGR (bestelnr. 68 13 219).
De bijgaande installatieaanwijzingen van de betreffende accessoire in acht nemen a.u.b.
Gebruik van de magneetstaaf :
De gastransmitter bevat telkens twee contactpunten op de behuizing
die met
» 0 «
en
» S «
gemarkeerd zijn. Voor de kalibratie de
magneetstaaf volgens het volgende schema op de contactpunten
plaatsen.
Stroom
Uitleg
4 mA
Nulpunt
20 mA
Eindwaarde van het meetbereik
Uitzonderingen
<1,2 mA
Storing, configureerbaar
2 mA
Beam-Block-waarschuwing, configureerbaar
3 mA
Onderhoudssignaal, configureerbaar
3,8 mA ... 4 mA
Onderschrijding van het meetbereik
20 mA ... 20,5 mA
Overschrijding van het meetbereik
>21 mA
Storing aan apparaat
OPMERKING
In EN 50271:2010 wordt geëist dat "de maximale duur voor 4 op elkaar volgende
vernieuwingen van de uitgangssignalen" de meetwaarde-insteltijd t0…90 van de
gastransmitter niet mag overschrijden. Bij de Dräger PIR 7000 / Dräger PIR 7200 wordt de
meetwaarde om de ca. 2 s (responsie "normaal") resp. om de ca. 0,5 s (responsie "snel")
opnieuw berekend, en de stroomwaarde van het analoge 4 tot 20 mA uitgangssignaal wordt
om de ca. 100 ms vernieuwd.
OPMERKING
Kalibreer altijd eerst het nulpunt en daarna de gevoeligheid. Voor het kalibreren van de
gevoeligheid altijd het kalibratiegas gebruiken, dat op de gastransmitter wordt aangeduid.
OPMERKING
Na de genoemde timeout-tijden wordt de procedure automatisch afgesloten, zonder het
opslaan van waarden. De gastransmitter gaat weer terug naar de meetmodus.
00423885_01.eps
0
S
Summary of Contents for PIR 7000
Page 238: ...238 1 2 Dr ger PolySoft HART Dr ger 4 20 1 2 1 2 1 2 1 2 0 4 20 Dr ger Dr ger...
Page 357: ...357 1 2 15 30 S 5 Dr ger RAB 7000 Dr ger PolySoft HART 40 60 Dr ger PolySoft 0 S S 0 2...
Page 400: ...400...
Page 401: ...401...
Page 402: ...402...
Page 403: ...403...
Page 404: ...404...
Page 405: ...405...
Page 406: ...406...
Page 407: ...407...
Page 408: ...408...
Page 409: ...409...
Page 410: ...410...
Page 413: ...413...
Page 414: ...414...
Page 415: ...415...
Page 416: ...416...
Page 417: ...417...
Page 419: ......