151
2. Instelbare speciale functies
De volgende subfuncties kunnen, afhankelijk van het type meter,
boven de „ENTER MENU“-toets ingesteld worden: referentiewaarde-
meting „
Æ
%“, MIN/MAX-waardebepaling, „TIME“, de meetwaardere-
gistratie „REC“, de meetwaardeweergave „RCLL“, de vergelijkings-
functie „LMT“ (alleen bij de VC 670), en de piekwaardemeting „PH“
(alleen bij de VC 650 en de VC 670). Deze subfuncties worden
beschreven vanaf hfst. 5.12.
5.4 meten van dioden en capaciteiten „->I-I(-“
Let op!
Ontlaad elke condensator, voordat u deze met de meter verbindt. Bij het
kortsluiten van condensatoren kunnen energierijke ontladingen plaats-
vinden. Voorzichtig in ruimtes, waarin zich stoffen, brandbare gassen,
dampen of vloeistoffen (kunnen) bevinden.
➞
Gevaar voor explosies!
Raak de aansluitingen niet aan bij condensatoren met spanningen
> 25 VAC resp. 35 VDC. Voorzichtig! Levensgevaarlijk!
Voor het meten van dioden en halfgeleiders resp. van condensatoren tot
max. 40 uF (VC 670: tot max. 400 uF) handelt u als volgt:
a) Schakel de meter in. In de uitgangspositie is steeds de wisselspan-
ningmeting met „AUTO“ (automatische bereikskeuze) ingesteld.
Druk nu tweemaal op de toets „V•-I(-•
½
•->I-“. De meter schakelt over
naar capaciteitsmeting, te zien aan het condensator-symbool onder in
het display.
AUTO
M
½
½
0
+10
+20
+30
150
c) Onder de meetwaarde is tijdens de meetwaarde de bargraph actief,
een soort analoge aanduiding met een hogere meetsnelheid. De bar-
graph vervult de functie van een tendensaanduiding.
d) Verbind de meetsnoeren met het te meten object.
Aanwijzing(en)!
Als er ingebouwde weerstanden in schakelingen gemeten worden,
waarin zich Si-transistors/dioden bevinden, dan is de testspanning van
het 400-Ohm-bereik genoeg om deze halfgeleiders te doorsturen. Daar-
door kunnen de meetwaarden vervalst worden.
De weerstand van de meetsnoeren is normaal gesproken verwaarloos-
baar klein (ca. 0,1 tot 0,2 Ohm). Deze lage waarde kan echter in het 400-
Ohm-meetbereik al tot onnauwkeurigheden leiden.
Als u een weerstandmeting uitvoert, moet u er op letten dat de te
meten punten, die u met de punten van de meetsnoeren aanraakt, vrij
zijn van vuil, olie, soldeerlak of dergelijke. Dergelijke omstandigheden
kunnen de meetwaarden vervalsen.
Zodra er „O.L“ op het display verschijnt, hebt u het meetbereik over-
schreden, resp. het meettraject is onderbroken. Meet geen geladen con-
densatoren, omdat anders door een mogelijke ontlading uw meter ver-
nield kan worden.
e) Voor de akoestisch/optische meting van doorgangen tot max. 20 Ohm
drukt u voor de meting eenmaal op de toets „AC/DC“. Daardoor
wordt de meter omgeschakeld van „
½
“-meting op „•))“-meting.
Aanwijzingen!
1. Tijdens de weerstandmeting./doorgangstest is behalve de meet-
waarde alleen de bargraph te zien. Geen van de sub-displays is
actief. Let daarvoor op onderstaande afbeelding.