157
2. De VC 670 meet de werkelijke relatieve waarde van een wisselgroot-
te (True rms = werkelijke effectieve waarde). Deze meetsoort is
steeds zinvol, als het bij een meetsignaal om een niet sinusvormige
spanning, een supergeponeerd signaal of om een mengsignaal of om
een hoger-frequent signaal (b.v. uit een schakelvoeding) gaat.
3. Instelbare speciale functies
De volgende subfuncties kunnen, afhankelijk van het type meter,
boven de „ENTER MENU“-toets ingesteld worden: referentiewaarde-
meting „
Æ
%“, MIN/MAX-waardebepaling, „TIME“, de meetwaardere-
gistratie „REC“, de meetwaardeweergave „RCLL“, de vergelijkings-
functie „LMT“ (alleen bij de VC 670), en de piekwaardemeting „PH“
(alleen bij de VC 650 en de VC 670). Deze subfuncties worden
beschreven vanaf hfst. 5.12.
5.7 Temperatuurmeting (alleen bij de VC 650 en VC 670)
Het temperatuurmeetbereik van de digitale multimter strekt zich uit van
-40 °C tot +1000 °C. De temperatuurmeting wordt uitsluitend uitgevoerd
met thermosensoren van het K-type. U dient er op te letten, dat „bui-
ten“ het temperatuur18 °C tot +28 °C (= bereik van de gegaran-
deerde meetprecisie) alleen het thermo-element blootgesteld mag wor-
den aan de te meten temperatuur. Bovendien is de temperatuurmeetset
alleen als optie verkrijgbaar, dus niet bij de levering inbegrepen. Als er
geen sensor is aangesloten op de meter, dan wordt automatisch de
betreffende kamertemperatuur gemeten en getoond (in °C en °F).
Voor het meten van de temperatuur handelt u als volgt:
a) Schakel de meter in. In de uitgangspositie is steeds de wisselspan-
ningmeting met „AUTO“ (automatische bereikskeuze) ingesteld.
AUTO
AC
A
A
Hz
0
+10
+20
156
b) Verbind het zwarte meetsnoer met de bus „COM“op de meter en het
rode meetsnoer met de bus „A“.
c) Onder de meetwaarde is tijdens de meting de bargraph actief, een
soort analoge aanduiding met een hogere meetsnelheid. De bargraph
vervult de functie van een tendensaanduiding.
d) Verbind de meetsnoeren met het te meten object (zie onderstaande
afbeelding).
De toets „RANGE“ (handmatige bereikskeuze) is bij de „A“-stroom-
meting zonder functie.
Let op!
Zodra er bij de gelijkstroommeting een „-“ voor de meetwaarde ver-
schijnt, is de gemeten stroom negatief (of u hebt de meetsnoeren ver-
wisseld).
Meet geen stromen in stroomcircuits, waarin spanningen groter dan
250 VDC resp. VACrms kunnen optreden, omdat dat anders voor u
levensgevaarlijk kan zijn. Meet in geen geval stromen groter dan 20 A.
Meet alleen in circuits, die zelf met 20 A beveiligd zijn resp. waarin geen
vermogens groter dan 4000 VA kunnen voorkomen. Metingen van stro-
men gelijk aan 20 A mogen max. 30 s lang en alleen in intervallen van
15 minuten uitgevoerd worden (afkoelfase voor de shunt).
Aanwijzingen!
1. Tijdens de wisselstroommeting wordt tevens, behalve de meetwaar-
de en de bargraph op het kleine sub-display rechts onder („kleine“
display) de frequentie van de wisselstroom weergegeven. Zie daar-
voor onderstaande afbeelding.
A
~
Stromquelle
Sicherung
Meßgerät
Verbraucher