Wilo Wilo-Stratos -Z, Инструкция по установке и эксплуатации

Страница: 101 / 120

NEDERLANDS
95
4.4 Prioriteiten bij de bediening van de
pomp, LON, PLR, IR-monitor
De weergave van storingen (menu 10) incl. het vrijge-
ven van storingen heeft de hoogste prioriteit. Dit bete-
kent dat storingen met voorrang op het display van de
pomp verschijnen en verholpen resp. vrijgegeven moe-
ten worden.
Als de instellingen vanaf de regelmodule of vanaf de IR-
monitor worden doorgevoerd, en ze niet worden beve-
stigd met een druk op de knop, springt de instelling 30 s
na de laatste invoer terug naar de vorige toestand.
x
Pomp m – n LON: De pomp wordt gestuurd via het
LON-netwerk van de gebouw-automatisering (GBS).
Op het display verschijnt
. Bediening aan de pomp
is niet mogelijk. Uitzondering , , in-
stelling displaypositie en vrijgave na storing.
x
Pomp
m – n
PLR:
Bij het ontvangen van een stuursig-
naal vanaf de gebouw-automatisering (GBS) schakelt
de pomp automatisch over op PLR-bedrijf. Op het di-
splay verschijnt
. Bovendien wordt automatisch
gekozen voor de regelmodus ∆ p-c ( ). Bediening
aan de pomp is niet mogelijk. Uitzondering ,
, instelling displaypositie en vrijgave na sto-
ring.
x
Pomp m – n PLR/LON m – n IR: Bij deze configuratie
geeft de pomp voorrang aan de instellingen via de
interface. Met de IR-monitor kan de verbinding over
de interface tijdelijk worden onderbroken. Hierna
kunnen de instellingen via de IR-monitor of lokaal
aan de regelmodule worden doorgevoerd. 5 min na de
laatste instelling door de IR-monitor wordt de ver-
binding terug over de interface geleid. Zolang de on-
derbreking duurt verdwijnt de
op het display.
x
Pomp m – n IR zonder key-functie: de laatste instel-
ling, of ze nu kwam van de IR-monitor of van de re-
gelmodule, wordt door de pomp overgenomen.
x
Pomp m
–
n IR
met key-functie: Na ontvangst van het
signaal „Key Function on“ blijven de actuele instellin-
gen van de regelmodule behouden. Op het display
verschijnt „
.“ Bediening aan de pomp is niet
mogelijk. Uitzondering: vrijgave na een storing.
4.5 Leveringomvang
x
pomp compleet (met 2 pakkingen bij schroefdraad-
aansluiting)
x
tweedelige warmte-isolatie, (alleen bij enkele pom-
pen afb. 1a, pos.3)
x
Materiaal: EPP, geschuimd polypropyleen
x
Warmtegeleiding: 0,04 W/m volgens DIN 52612
x
Brandbaarheid: Klasse B2 volgens DIN 4102,
FMVSS 302
x
Ringen (voor flensaansluitingen bij combi-flen-
saansluiting DN32-DN65)
x
Onderhouds- en bedieningsvoorschrift
4.6 Toebehoren
x
IF-module Stratos PLR, LON, Ext.Off, Ext.Min.,SBM
x
IR-monitor
5 Montage/Inbouw
Inbouw en in gebruik nemen alleen
door vakpersoneel
5.1 Montage van de pomp
x
De pomp moet worden opgesteld in een droog, goed
geventileerde en vorstvrije ruimte.
x
De pomp mag pas worden ingebouwd na het voltoo-
ien van alle las- en soldeerwerkzaamheden, en het
eventueel noodzakelijke spoelen van het leidingstel-
sel. Vuil kan de pomp onklaar maken.
x
De inbouw van afsluitkranen voor en achter de pomp
is aanbevolen. Hiermee is het mogelijk de pomp
eventueel uit te wisselen zonder de hele installatie af
te tappen en terug te vullen.
x
Bij inbouw in open installaties dient de veiligheids-
voorloop (open expansievat) in de toevoerleiding
naar de pomp op het leidingstel te worden aanges-
loten.
x
Zorg voor een spanningsvrije montage. De leidingen
zodanig bevestigen dat het gewicht niet op de pomp
rust.
x
Voor het inbouwen van de afzonderlijke pompen zijn
de beide halve schalen van de warmte-isolatie (afb. 5,
pos.1) weg te nemen.
x
De stromingsrichting van het medium moet overeen-
komen met de richtingsdriehoek op het pomphuis
(afb. 1a, pos.2).
x
Alleen
inbouwposities
volgens afb. 2 zijn toegelaten.
De as van de pomp moet horizontaal liggen.
Afb. 2a: toegelaten inbouwposities voor enkele pom-
pen
Afb. 2b: toegelaten inbouwposities voor dubbele
pompen
Bij krappe inbouw-omstandigheden, bijvoorbeeld in
compacte verdelers, kan de regelmodule door ver-
draaien van de motor in een vertikale positie worden
gebracht, zie hoofdstuk 5.1.2. Dubbelpompen wor-
den geleverd met vertikaal gemonteerde regelmodu-
les.
x
De pomp monteren op een goed toengankelijke
plaats, zodat onderhoudswerkzaamheden later mo-
gelijk zijn.
De montage zodanig uitvoeren dat er geen water op
de pompmotor resp. de klemmenkast kan druppelen.
x
Bij montage van pompen met combiflens PN6/10
(flenspompen tot en met DN 65) moet worden ge-
let op volgende richtlijnen (afb. 3):
1.
De montage van een combi-flens op een combi-
flens is niet toegestaan.
2.
Tussen de schroef-/moerkop en de combi-flens
moeten
absoluut de meegeleverde ringen (afb.
3, pos.1) worden gebruikt.
OPGELET!