137
22. Testen – diode
Zorg ervoor dat alle objecten die gemeten moeten worden (inclusief de delen van het circuit, de
circuits en de onderdelen van het circuit) zijn uitgeschakeld en ontladen.
1. Kies < > modus. [ V ] verschijnt op het display.
2. Steek de rode testkabel in de
voet en de zwarte testkabel in
de COM voet.
3. Controleer de testkabels door de twee testsonden tegen elkaar te
houden. Een waarde van ongeveer 0,000 V zou moeten verschijnen.
4. Sluit de twee testsonden aan op het voorwerp dat u wilt meten
(dioden).
5. Het hoofddisplay toont de gemeten continuïteitsspanning (“UF” in Volt
(V).
- [ OL ] geeft aan dat de diode in sperrichting zit of defect is. Probeer
de meting opnieuw in tegengestelde polariteit te meten.
6. Na het meten verwijdert u de testkabels van het te meten voorwerp en
schakelt u de multimeter uit.
23. Testen – continuïteit
Zorg ervoor dat alle objecten die gemeten moeten worden (inclusief de delen van het circuit, de
circuits en de onderdelen van het circuit) zijn uitgeschakeld en ontladen.
1. Kies < > modus. [ ] verschijnt op het display.
2. Steek de rode testkabel in de
voet en de zwarte testkabel in
de COM voet.
3. Als de gemeten weerstand gelijk aan of lager is dan 10 Ω, laat de
multimeter een piepgeluid horen om de continuïteit aan te geven.
- De continuïteitstest meet weerstanden tot 600 Ohm.
- [ OL ] (overload) geeft aan dat het meetbereik werd overschreden of
dat het circuit niet was aangesloten.
4. Na het meten verwijdert u de testkabels van het te meten voorwerp en
schakelt u de multimeter uit.