69
Trainingsinstructies en gebruiksaanwijzing
3. Het resultaat:
Na enkele seconden worden de waarden van de meting op het display getoond: BMI en
het procentuele lichaamsvetaandeel.
a) De BMI (Body Mass Index): Deze index wordt berekend uit het lichaamsgewicht in kg gedeeld
door het kwadraat van de lichaamsgrootte in meters. Voorbeeld: Een persoon van 60 kg met
een grootte van 160 cm heeft een BMI van 60/1,6x1,6 = 23,4. De gewenste BMI is afhankelijk
van de leeftijd:
LEEFTIJD
BMI waarde
< 24 jaar
19-24
25-34 jaar
20-25
35-44 jaar
21-26
45-54 jaar
22-27
55-64 jaar
23-28
> 64 jaar
24-29
Een te geringe waarde is een aanwijzing voor een te laag gewicht, een te hoge waarde is een
aanwijzing voor een te hoog gewicht.
b) Het procentuele lichaamsvetaandeel:
Dit duidt aan, hoeveel procent van uw totaal lichaamsgewicht uit vetweefsel bestaat.
Met behulp van deze waarde kan men nog nauwkeuriger dan met de BMI bepalen, of de geteste
persoon nu te veel weegt of niet. Want „meer“ spiermassa doet u zwaarder worden, dit zou
echter onder andere bij de berekening van de BMI zelfs in de richting „te veel gewicht“ wijzen.
Spiermassa is echter niet schadelijk. Wanneer u dit gewicht echter in vetmassa toeneemt, is dit
met name een zeer goede reden, sport te beoefenen, en deze „vetkussentjes“ weer af te
breken. Daarom is de bepaling van het lichaamsvetaandeel voor de correcte
interpretering, of een persoon nu te veel weegt of niet, zeer beslissend. Ook hier bestaan er
richtwaarden, die algemeen voor de classificering van een persoon dienen:
Wij bevelen aan, na de lichaamsvetmeting een RESET uit te voeren!
Tip voor de aangetoonde resultaten:
Vrijwel geen lichaamsvetmeting zal exact dezelfde resultaten aantonen als een vorige.
Gelieve te bedenken, dat (net zoals bijv. bij een bloeddrukmeting) reeds kleinste veranderingen
zoals bijv. in de houding of bij bewegingen, maar ook het betreffende uur van de dag (ons lichaam is
nooit exact in dezelfde conditie) enz. een niet onaanzienlijke invloed op het aangetoonde resultaat
hebben. Het is daarom normaal, indien u bijv. bij meerdere na elkaar uitgevoerde metingen met
dezelfde persoon afwijkende resultaten ontvangt. De aangetoonde waarden vormen daardoor
steeds slechts een houvast, om uw lichamelijke conditie te bepalen en u zo te helpen, de meest
zinvolle trainingswijze te vinden.