171
Gebruiksaanwijzing
DE
EN
FR
IT
ES
PT
NL
SV
FI
DA
NO
EL
CZ
HU
PL
HR
SR
SK
SL
ET
LT
LV
RO
BG
MK
Om oververhitting van de elektrische installatie te
voorkomen, is bij laders met een huisaansluiting de
laadstroom bij aflevering begrensd tot 50%.
Met de toets
LAADSTATUS
kunt u handmatig het
gewenste laadvermogen instellen. Als de lader met
de energiemanager is verbonden, kan de manager de
besturing overnemen.
Ingebruikname
De lader voert een zelftest uit zodra u hem op het
lichtnet aansluit.
e
Steek de netstekker in het stopcontact.
Na een geslaagde zelftest:
–
Toets
LAADSTATUS
brandt wit.
– De lader is ingesteld op het laadvermogen van
het voorafgaande laadproces.
Controlelamp
50%
,
100%
of
en
50%
brandt.
De lader is klaar voor gebruik.
Laadstatus kiezen
Afb. 10: Laadstatus kiezen
Stel in of de lader op maximaal 50% of 100% van het
beschikbare laadvermogen begrensd moet worden.
Als er een energiemanager is, kunt u instellen of het
laadvermogen door de energiemanager moet worden
bepaald.
b
De lader is klaar voor gebruik.
e
Houd
toets
LAADSTATUS
3 seconden
ingedrukt.
De lader kiest een andere laadstatus
(
50%
,
100%
of energiemanager) en de
bijbehorende controlelamp brandt.
Als u de laadstatus energiemanager activeert,
brandt de controlelamp
geel en wordt de
laadstatus
50%
groen. Als de energiemanager
uitvalt, keert de lader terug naar de laadstatus
50%
.
Om de lader door de energiemanager te laten
besturen, moet de lader met het PLC-netwerk van de
manager zijn verbonden.
f
Zie het hoofdstuk ’Verbinding met de lader
maken’ op pagina 173.
Voertuig opladen
b
De lader is klaar voor gebruik.
b
Gewenste laadstroombegrenzing is gekozen.
1.
Steek de laadstekker (voertuigzijde) in de
oplaadaansluiting (voertuigzijde).
Er wordt verbinding gemaakt met het voertuig.
–
Toets
LAADSTATUS
brandt geel.
–
Controlelamp
50%
,
100%
of
energiemanager brandt groen.
Als er verbinding is gemaakt met het voertuig:
–
Controlelamp
ENERGIEMANAGER
,
controlelamp
HUISAANSLUITING
en
controlelamp
VOERTUIG
knipperen 1x groen.
–
Toets
LAADSTATUS
en controlelamp
50%
,
100%
of energiemanager branden
groen.
2.
Het laadproces start automatisch.
Toets
LAADSTATUS
pulseert groen.
Als er geen bediening plaatsvindt via de lader of
webtoepassing, gaat de lader na 10 minuten naar
de standby-modus. De lampen branden niet
meer. Het voertuig wordt nog steeds geladen.
Laden pauzeren
f
Zie het hoofdstuk ’Bedrijfsstoringen’ op
pagina 176.
Vanwege de aansturing vanuit het voertuig kan er
een laadpauze optreden, bijvoorbeeld om het
stroomverbruik te optimaliseren.
Het voertuig hervat het laden vanzelf weer. Het
laadproces kan bij het voertuig worden gestopt.
Laden beëindigen
b
Het laadproces is succesvol afgesloten.
e
Trek de laadstekker uit de oplaadaansluiting
(voertuigzijde).
Toets
LAADSTATUS
brandt wit.
Het voertuig is niet meer verbonden.
Informatie
Als in de webtoepassing van de lader de rustmodus is
geactiveerd en er geen bediening plaatsvindt via de
lader of webtoepassing, gaat de lader na 10 minuten
naar de rustmodus. U kunt de lader daarna niet meer
via de webtoepassing bereiken.
U activeert de rustmodus om stroom te besparen.
U kunt deze functie in de webtoepassing van de lader
deactiveren.
Informatie
– Het laadproces wordt nu door het voertuig
aangestuurd. Het laadproces kan alleen worden
afgebroken via het voertuig of door de lader zelf in
geval van een storing.
– Bij een hoge temperatuur van de lader wordt het
laadvermogen verminderd. Een thermische
beveiliging onderbreekt zo nodig het laadproces
om oververhitting te voorkomen.