
4
Voertuig met ontladen batterij
Hulpbatterij
Afbeelding A.1: Volgorde voor het verbinden van de polen
b) Starten
Nadat u de startkabelklemmen hebt aangesloten, start u de motor van het voertuig met de geladen
batterij en duwt u op het gaspedaal om een gemiddeld motortoerental te bereiken. Start vervolgens
de motor van het voertuig met de ontladen batterij. Elke startpoging mag niet langer duren dan 15
seconden. Daarna moet u minstens één minuut wachten voor de volgende poging. Wacht na een
succesvolle start twee tot drie minuten totdat de motor van het voertuig met de ontladen batterij
soepel loopt.
c) Ontkoppelen
Ontkoppel altijd de startkabels in de omgekeerde volgorde dan deze waarin u ze geplaatst hebt:
Koppel eerst de zwarte kabelklem los van de aardingsstrip of het motorblok (zie afbeelding A.1,
positie 4) van het voertuig met de ontladen batterij. Koppel vervolgens de andere klem van de zwarte
kabel los van de negatieve pool van de geladen batterij (zie afbeelding A.1, positie 3). Ontkoppel
tenslotte de twee klemmen van de rode kabel in willekeurige volgorde (zie afbeelding A.1, posities 1
en 2). Let er bij het loskoppelen van de startkabelklemmen op dat deze niet geklemd kunnen raken
tussen de mechanische onderdelen van de motor.
OPMERKING: Voor startkabels met een gecodeerde connector kan de aansluiting en ontkoppeling in
een willekeurige volgorde worden uitgevoerd, op voorwaarde dat eerst de connector wordt
ontkoppeld.