Nederman RBU 1300, Руководство пользователя

Страница: 154 / 255

RBU
NL
Vul de achterkant van de 'Rode kaart' in na iedere olie-
vervangbeurt. Sommige pompen beschikken over een
olie-afvoerkit met een slang die het vervangen van de
olie vereenvoudigt, zie
Afbeelding 6 .
OPMERKINGEN!
U dient de beschermdop alleen met de hand
aan te draaien na het vervangen van de olie, zie
Afbeelding 7 . Zoniet kan het volledige afvoer-
apparaat los komen wanneer de dop de vol-
gende keer verwijderd wordt. Dit beschadigt
de draadafdichting wat olielekkage tot gevolg
heeft en het volledige afvoerapparaat moet
vervangen worden.
7.5 Interne reiniging
Voer na iedere 500 diensturen de interne reinigings-
inspectie uit.
1
Schakel de unit uit.
2 Roteer de pomp en motor met de hand in beide
richtingen.
• Indien het moeilijk is om de pomp en motor te ro-
teren, moet de pomp mogelijk intern gereinigd
worden. Neem contact op met uw plaatselijke
Nederman vertegenwoordiger voor dit onder-
houd.
• Indien het makkelijk is om de pomp en motor
te roteren, moet de pomp niet intern gereinigd
worden.
OPMERKINGEN!
U mag de pomp nooit uit elkaar halen. Voor het
opnieuw monteren van de pomp zijn speciale
uitrusting en kennis absoluut noodzakelijk. Het
monteren van de pomp zonder deze appara-
tuur resulteert in ernstige schade aan de pomp
wanneer deze de volgende keer wordt gestart.
7.6 Ontladingsdemper
Controleer om de 500 diensturen de grote demper on-
der de pomp en motor op barsten. Vervang de demper
indien u barsten ziet.
7.7 Thermische zekering
Laat de unit nooit laten draaien zonder een werken-
de thermische zekering of temperatuursensor. Neem
contact op met uw plaatselijke Nederman vertegen-
woordiger om de oorzaak te verhelpen en neem de
noodzakelijke stappen wanneer de pomptemperatuur
hoger wordt dan 140°C. Pas nadat de oorzaak voor
oververhitting gevonden is mag de zekering worden
vervangen en het apparaat worden gestart.
7.8 Inlaat veiligheidsrooster
Het veiligheidsrooster in de inlaatdemper kan ver-
stoppen indien de stofcollectie slecht is, of indien de
vacuümunit zich in een zeer stofferig gebied bevindt.
Voer na iedere 500 diensturen de volgende veilig-
heidsinspectie van het inlaatrooster uit:
1
Schakel de unit uit.
2 Verwijder de bovenkant van het apparaat.
3 Controleer het veiligheidsrooster op verstoppin-
gen, zie
Afbeelding 1 Item 17.
4 Plaats de afdekking terug.
7.9 Motorlagers
De aanbevolen intervallen voor het vervangen van le-
vensduurgesmeerde lagers of het hersmeren via de
vetnippel staat op het label met de motorgegevens of
in de motorhandleiding.
De bedrijfstijd voor het onderhoud hangt af van de af-
meting, milieu- en gebruiksomstandigheden. De vol-
gende waarden zijn richtlijnen bij normaal gebruik:
• Vervang de permanente lagers voor 15.000 dienst-
uren.
• Smeer de lagers minstens na iedere 2000 bedrijfsu-
ren opnieuw.
7.10 Opstart- en vacuüm beperkende
klep
Afbeelding 1 Item 14 toont de vacuümbeperkende
met rubber gecoate klepschuif. U dient de klepschijf
alleen te vervangen indien deze beschadigd is. De cir-
kelvormige ‘nok’ moet naar de persluchtcilinder ge-
richt zijn.
Voer om de 500 diensturen de volgende opstart- en
vacuümbeperkende klepinspectie uit:
1
start de unit.
2 Plaats uw hand op de motorkoeling luchtuitlaat,
Afbeelding 3 Item 16.
3 De klep werkt correct indien:
• Tijdens de Y-modus wordt lucht getrokken in de
motorkoeling luchtuitlaat.
• Tijdens de D-modus wordt warme lucht uit de
motorkoeling luchtuitlaat geblazen.
7.11 Vacuümniveau
WAARSCHUWING! Gevaar voor persoonlijk
letsel
Gebruik een gehoorbeschermer tijdens het
controleren van het vacuümniveau. Het ge-
luidsniveau is zeer hoog wanneer de unit draait
met het dak van de behuizing verwijderd.
Voer na iedere 500 diensturen de volgende inspectie
van het vacuümniveau uit:
1
Sluit alle kleppen op de werklocaties.
2 start de unit.
3 Controleer of het niveau op de vacuümmeter over-
eenkomt met het werkende vacuüm dat aangege-
ven werd in
Paragraaf 3.6 Technische gegevens .
154