21
verbonden door middel van de meegeleverde verbindingsstukken (FA 50 301 23 – W > 25 kN). Dit installatietype heeft, wanneer mogelijk, de voorkeur.
Geval 2:
Geen verankeringspunt op de structuur. De veiligheidslijn wordt door middel van de meegeleverde verbindingsstukken (FA 50 301 23 – W >
25 kN) verbonden aan de veiligheidslijnen (conform de norm EN 795:2012 klasse B – W > 18 kN) die rechtstreeks zijn geïnstalleerd op de structuur. Bij
dit installatietype dienen de vallijnen niet te worden geïnstalleerd op scherpe randen en dienen ze op adequate wijze te worden beschermd. Indien een
installatie door middel van vallijnen niet mogelijk/wenselijk is, kan de veiligheidslijn worden geïnstalleerd op een ander type verankeringspunt, mits de
conformiteit (EN 795:2012 klasse B), de weerstand (W > 18 kN) en de richting waarin kracht wordt uitgeoefend, worden gecontroleerd.
In elk geval moet de veiligheidslijn horizontaal worden gepositioneerd met een maximale hoek van 15° ten opzichte van de horizon. Structuren met
een kleine diameter en met roestvorming moeten worden vermeden, aangezien deze de prestaties van het mechanisme nadelig kunnen beïnvloeden.
Minimale weerstand voor breuk van vallijnen of de verankeringsstructuur: 18 kN.
Geef tijdens de keuze van het installatietype de voorkeur aan situaties waarbij de veiligheidslijn zich boven de schouders van de
gebruiker bevindt en controleer of de uitrusting beschadigd kan worden door scherpe randen, wrijvingen, warmtebronnen, enz.
Aanbevolen wordt om niet meer dan één veiligheidslijn aan een verankeringspunt te bevestigen (geval 1 of geval 2). Verbind nooit
het uiteinde van de veiligheidslijn met de veiligheidslijn (touw) zelf voor een verankering.
Aanbevolen wordt om vóór de eerste installatie rustig de tijd te nemen om het touw volledig uit te rollen.
Zodra de installatieplek is bepaald, controleert u eerst of het touw goed in de spanner zit (zie afbeelding hiernaast), waarbij u zich
oriënteert op de positioneringsassen (in rood op de afbeelding), de verankeringsring/-kam, de wartel en de in- en uitgangspunten van
het touw (groene pijlen op de afbeelding).
Sluit het verbindingsstuk van de wartel aan op een van de verankeringspunten (
fig. 1
) en sluit het verbindingsstuk van de
spanningsindicator aan op het tweede verankeringspunt
(fig. 2)
. Controleer of de twee verbindingsstukken goed gesloten EN vergrendeld zijn.
Open de klemhendel (4) en houd deze open door de vergrendelingsknop (3) lichtjes aan te draaien. Controleer de sluiting van de 2 zijplaten van de span
-
ner (5 en 6). De 4 positioneringsassen (7) van de katrolzijplaat (6) moeten in hun geheel goed vastzitten aan de sluitingsplaat (5), waarbij de sluitingsplaat
moet worden dichtgedraaid door middel van de vergrendelingsknop.
Bij normaal gebruik dient u deze twee zijplaten niet te openen, maar een opening ervan is wel nodig tijdens controleoperaties.
Instelling van de spanning:
Zodra de veiligheidslijn is geïnstalleerd, moet de spanning vooraf worden gecontroleerd door handmatig aan het touw te trekken (aan de kant van de
eindknoop –
fig. 3
). De kam (8) en de klemhendel (4) moeten automatisch in contact komen met het touw. Haal de klemhendel (4) naar beneden en
pas door middel van een aangepaste sleutel net zolang spanning toe op de as voor de spanningsinstelling (1) tot de spanningsindicatorring (a) op de
spanningsindicator (2) vrij ronddraait (
fig. 4
). Zodra de spanningsindicatorring vrij ronddraait DEZE NIET VERDER AANDRAAIEN! Dit komt overeen
met een voorspanning op de lijn van ongeveer 1 kN. Controleer tijdens het gebruik deze spanning regelmatig (rotatie van de spanningsindicatorring) en
stel deze indien nodig af zoals hierboven beschreven.
OPGELET!
Probeer in geen geval de as voor de spanningsinstelling (1) los te draaien met de sleutel. De kam (8) biedt weerstand aan het losdraaien
en aan rotaties tegen de wijzers van de klok in. Losdraaien in deze richting kan rampzalige gevolgen hebben voor de werking van het systeem en de
staat van het touw.
Ontkoppeling:
Trek aan de klemhendel (4) om de veiligheidslijn te ontkoppelen
(fig. 5)
. Maak het geheel los en doe de onderdelen terug in hun originele verpakking.
Laat de veiligheidslijn na een interventie niet geïnstalleerd. De veiligheidslijn kan maximaal voor één interventiedag worden geïnstalleerd.
Uit veiligheidsoverwegingen dient u vóór elk mogelijk gebruik te controleren of er geen obstakels zijn die een normale afwikkeling van het
valbeschermingssysteem, verbonden met het verankeringspunt, in de weg zitten. Controleer of de algemene positie een schommelende beweging in
geval van een val beperkt en of het werk wordt uitgevoerd op een manier die het valrisico op en de hoogte van een val beperkt.
Deze uitrusting dient uitsluitend te worden gebruikt door opgeleide, bekwame personen in goede gezondheid, of onder supervisie van een opgeleid en
bekwaam persoon.
Opgelet!
Bepaalde medische condities kunnen de veiligheid van de gebruiker beïnvloeden. Neem in geval van twijfel contact op
met uw arts.
Wees u bewust van gevaren die de prestaties van uw uitrusting, en dus de veiligheid van de gebruiker, kunnen verminderen als deze blootgesteld wordt
aan extreme temperaturen (< -30°C of > 50°C), bij langdurige blootstelling aan elementen (UV-stralen, vocht), aan chemische stoffen, aan elektrische
spanning, aan verdraaiingen van het systeem tijdens het gebruik, aan scherpe randen, aan wrijvingen of snijden, enz.
We raden u aan om vóór en tijdens elk gebruik de benodigde maatregelen te nemen voor een eventuele veilige reddingsactie
Controleer vóór elk gebruik
: de staat van het touw (geen kloven, geen brandplekken, geen slijtage, geen kern-/mantelverschuiving, geen belangrijke
vervorming van de kern), de staat van de kam, de zijplaten en de klemhendel (geen vervorming, geen scherpe randen, geen sporen van oxidatie), de
staat van de spanningsindicator (geen vervorming) en van de wartel (geen vervorming, geen scherpe randen). Schenk extra aandacht aan de touw-/
wartelverbinding. Controleer tevens de staat van de verbindingsstukken (geen vervorming, geen scherpe randen, geen sporen van oxidatie) en in het
bijzonder van de werking (sluiting EN vergrendeling). In geval van twijfel over de staat van de uitrusting dient u de veiligheidslijn niet te gebruiken
en/of terug te sturen naar de fabrikant of een bekwaam persoon die door de fabrikant is aangewezen. Na een val of in geval van twijfel het product niet
gebruiken en markeren als “BUITEN WERKING” (zie de paragraaf “CONTROLE”).
De leesbaarheid van de markering van het product moet regelmatig worden gecontroleerd.
Het is verboden om een onderdeel van het apparaat te verwijderen, toe te voegen of te vervangen.
Chemische producten
: stel het apparaat buiten werking in geval van contact met chemische producten, oplosmiddelen of brandstoffen die de
werking kunnen aantasten.
TECHNISCHE KENMERKEN:
Materiaal:
Spanner: Legering van aluminium en roestvrij staal. Aanhechtingsringen / meelopende D-ringen: Staal. Wartel: roestvrij staal.
Touw: Polyester.
Gewicht:
FA 60 007 04: 14 kg
Fig 2
Fig 3
Fig 1
Fig 4
Fig 5
a
Fig. 1
Fig. 2
Fig. 3
Fig. 4
Fig. 5
Содержание FA 60 007 04
Страница 41: ...41 NOTES...