5 WERKEN MET DE CENTERLINER
®
• De kunstmestkorrels kunnen zeer grote snelheden be-
reiken. Als gevolg daarvan kunnen deze verwondingen
veroorzaken en zachte gewassen beschadigen.
• Laat daarom in een straal van tenminste 30 meter geen
mensen of dieren toe bij een in werking zijnde strooier.
Verklein de strooibreedte bij zachte gewassen!
• Stop de trekkermotor voordat u de trekkercabine ver-
laat. Laat niemand toe bij een strooier waarvan de
werpschijven nog draaien.
- Voer, als de strooier voor de eerste maal wordt ingezet,
eerst de controle- en onderhoudspunten uit die in hoofdstuk
“7.3 Periodiek onderhoud” worden vermeld, voordat met
het strooien wordt begonnen.
5.1
Werken met de CENTERLINER
®
SX
Bij grotere werkbreedten heeft de wind meer invloed op het
strooibeeld dan bij kleinere werkbreedten.
Indien een windstille dag niet kan worden afgewacht, ver-
dient het aanbeveling een niet te grote rijbreedte te kiezen.
Vermijd zoveel mogelijk werken bij zijwind.
Door de grote overlapping van de strooibeelden is de
aansluiting weinig kritisch. De strooibreedte is bijna twee-
maal de rijbreedte. Voor rijbreedten (tot ca. 21 m) waarbij de
CENTERLINER kunstmeststrooier niet voorover gesteld
staat, kan als vuistregel worden aangehouden dat de CEN-
TERLINER kunstmeststrooier ongeveer tot aan het voor-
gaande rijspoor strooit.
Neem bij het werken met de CENTERLINER kunstmest-
strooier de volgende punten in acht.
- Verdeel de kunstmest bij het vullen van de voorraadbak
gelijkmatig over de linker en rechter bakhelft.
- Controleer in het veld of de CENTERLINER kunstmest-
strooier zich op de juiste werkhoogte boven de grond of het
gewas bevindt.
- Als u een andere kunstmestsoort of nieuwe partij gaat
gebruiken, controleer dan aan het begin van de strooibe-
werking de strooibreedte (zie hoofdstuk “5.3 Strooi-
breedtecontrole”) en strooihoeveelheid (zie “5.4 Strooi-
hoeveelheidscontrole”).
19