• Als er ca. 5 minuten lang geen knop op het meetapparaat wordt ingedrukt
en er worden geen objecten gedetecteerd, dan schakelt de lasermeter en
leidingzoeker zichzelf automatisch uit om de batterij te sparen.
d) Werkwijze bij het leidingzoeken
• De lasermeter en leidingzoeker kan vanwege zijn constructie niet garanderen
dat verborgen liggende objecten altijd worden gedetecteerd. Controleer om
gevaren grotendeels uit te sluiten daarom vóór het boren, zagen of frezen in
wanden, plafonds of vloeren ook altijd andere bronnen van informatie, zoals
bouwtekeningen, foto’s uit de bouwfase en dergelijke. Een exacte plaatsbepaling
kan door verschillende omgevingsinvloeden worden verhinderd of vertekend.
Het kan daarbij gaan om magneten, vocht, metalen bouwmaterialen, metaalfolie
op isolatiemateriaal of geleidend behang met metaalpigment.
• Plaats de lasermeter en leidingzoeker zo dicht mogelijk op het te onderzoeken
oppervlak en beweeg hem langzaam in de richting van de x- en y-as.
• Als het sensorbereik van het apparaat bij de plaatsbepaling in de niet-
metaalmodus een niet-metalen object nadert, neemt de uitslag in de
balkweergave (aantal weergegeven balken) toe. Als het zich van het te
detecteren object verwijdert, neemt de uitslag af. Boven het midden van een
object slaat de balkindicator maximaal uit. Als het te lokaliseren object zich
onder het sensorbereik bevindt, verschijnt het detectiesymbool “Centre”.
Centre
• Bij de herkenning van metalen objecten in de metaalmodus wordt het symbool
van het materiaaltype vergroot, hoe dichter de lasermeter en leidingzoeker
bij het object komt. Raadpleeg hiervoor ook de paragraaf “Betekenis van de
detectiesymbolen”.
116