44
45
Draadloze weerstation
Draadloze weerstation
• 's Nachts zijn atmosferische storingen over het algemeen minder ernstig
en is ontvangst in de meeste gevallen wel mogelijk. Een enkele ontvangst
per dag is voldoende om de tijdsafwijking onder 1 seconde te houden.
• De ontvangst van het radiografische tijdsignaal wordt dagelijks geacti-
veerd om 2, 8, 14 en 20 uur. Indien geen tijdcode werd ontvangen, ver-
dwijnt de DCF ontvangstsymbool. De ontvangst wordt opnieuw geacti-
veerd en de handmatig ingestelde tijd bij geslaagde ontvangst
overschreven.
6.3 Extra buitenzenders
• Wenst u meerdere zenders aan te sluiten (max. 3), herhaal dan de inge-
bruiknameprocedure voor iedere zender.
Wacht steeds 10 s voordat u de
volgende zender installeert.
De nummering van de zenders gebeurt
automatisch volgens het tijdstip van de ingebruikneming.
7. Bediening
• Het toestel beschikt over 3 schermsegmenten: tijd, binnenbereik en bui-
tentemperatuur. U stuurt de modi met de
SET/ MODE
toets (pijl).
• In de tijdmodus haalt u tijd, datum en alarmtijd met de
+/CH
toets
afwisselend op het scherm.
• Indien u meer dan één zender hebt aangesloten, wisselt u in de buiten-
temperatuurmodus met de
+/CH
toets van kanaal.
• Tijdens de bediening worden alle succesvolle ingaven met een korte piep-
toon bevestigd.
• Het apparaat verlaat automatisch de instelmodus, als er langer dan 30
seconden geen toets wordt ingedrukt.
7.1 Instelmodus
• Is de normaalmodus actief, houd dan de
SET/MODE
toets 3 sec. inge-
drukt om de normale instelmodus op te roepen.
• Gebruik in de instelmodus de
+/CH
of
-/MAX/MIN
toets om de waarden te
veranderen. Houd in de instelmodus de toetsen ingedrukt om de versnel-
de weergavemodus te activeren.
• Druk de
SET/MODE
toets om de volgende instellingen te kiezen:
1. Ti-12 uur: De instelling van de tijdzone is vereist als het
DCF-signaal kan worden ontvangen, maar de tijdzone van de DCF-
tijd afwijkt (bijv. +1 = één uur later).
2. 12/24 uren tijdformaat
3. Handmatige tijdinstelling (uren/minuten)
4. Kalenderinstelling (jaar/maand/dag)
5. Temperatuuraanduiding in °C of °F
6. Drempelwaarde voor luchtdrukverandering (voorinstelling 3 hPa, zie
punt 7.4)
7.2 Wekalarm
• Is de normaalmodus actief, druk dan twee keer op de
+/CH
. AL-teken ver-
schijnt in het display.
• Als de alarmtijd in het display verschijnt houdt u de
SET/MODE
toets 3
seconden lang ingedrukt om in de alarm-instelmodus te komen.
• U kunt nu met de
+/CH
of
-/MAX/MIN
toets de uren instellen. Met de
SET/MODE
toets wisselt u naar de minuteninstelling en bevestigt u de
waarde.
• U kunt nu met de
-/MAX/MIN
toets het alarm activeren (
het alarmte-
ken verschijnt in het display) of deactiveren.
• Druk op de
+/CH
toets om naar de normaalmodus terug te keren.
• Op de display verschijnen de tijd en de alarm symbool.
• Terwijl het weksignaal klinkt (120 s) kunt u dit met elke willekeurige toets
uitschakelen.
• Als het alarm niet wordt onderbroken, zal de alarmtoon zich na twee
minuten automatisch uitschakelen en activeert zich vanzelf weer op
dezelfde wektijd.
7.3 Min/max-modus
7.3.1 Binnentemperatuur en binnenluchtvochtigheid
• Zet de pijl met de
SET/MODE
toets op het binnenbereik.
• Met de
-/MAX/MIN
toets kunt u van de volgende parameters oproepen:
• Hoogste binnentemperatuur
• Laagste binnentemperatuur
• Hoogste binnenluchtvochtigheid
• Laagste binnenluchtvochtigheid
• Houdt u de
-/MAX/MIN
toets ingedrukt terwijl de minimum en maximum-
waarde verschijnt, wordt die waarde door de actuele waarde vervangen.
7.3.2 Buitentemperatuur
• Zet de pijl met de
SET/MODE
toets op de buitentemperatuur.
• Hebt u meer dan één zender aangesloten, druk dan op de
+/CH
toets om
kanaal 1, 2 of 3 te kiezen.
• Met de
-/MAX/MIN
toets kunt u volgende waarden van de parameters
oproepen:
• Hoogste buitentemperatuur
• Laagste buitentemperatuur
• Houdt u de
-/MAX/MIN
toets ingedrukt terwijl de minimum en maximum-
waarde verschijnt, wordt de waarde door de actuele waarde vervangen.
7.4 Weersvoorspelling
• Het draadloze weerstation gebruikt 4 verschillende weersymbolen (zon-
nig, halfbewolkt, bewolkt, regen).
• De weersymbolen tonen een weersverbetering of -verslechtering uitgaan-
de van de heersende weersomstandigheden, wat nochtans niet met het
weer van het weersymbool hoeft overeen te stemmen.
zonnig
halfbewolkt
bewolkt
regen
TFA_No_35.1079_Anleitung_08_22 06.09.2022 8:24 Uhr Seite 23