1. Draait u de 4 vleugelschroeven, elk voorzien van een
bijpassend vulschijfje, ongeveer 5 mm diep in de
tafelplaat
(Fig. 5.1)
.
2. Plaatst u de geleidebuis tot die tegen de tafel rust en
trek daarna de vleugel-schroe-ven licht aan.
3. Bevestig het kantelende deel van de geleidebuis met
een schroef M6 x 12 en veer-ring aan de tafel
(Fig.
5.2)
.
4. Vleugelmoeren vastdraaien.
5. Nu zet u de lengteaanslag op de geleidebuis links van
de zaagband en klemt u deze vast. De aanslagbuis
moet nu parallel aan de tafelgroef staan; een correc-
tie kan worden uit-gevoerd door de twee cilinderschro-
even los te draaien
(Fig. 5.3)
.
Montage van de handgreep, Fig. 6
Monteer de handgreep met een M8 bout met zeskantige
kop en een schijf 8 voor het bandspanningsmechanisme.
Montage van het handwiel, Fig. 7
Bevestigt u het handwiel (ø 120 mm) met een M8 zeskan-
tige moer en een bijpassende schijf voor de traploze instel-
ling van de draaisnelheid.
Ingebruikname
Voor de ingebruikname moet U de aanwijzingen
betreffende veiligheid doornemen.
Tijdens het werken aan de machine meoten alle veiligheids-
inrichtingen en afdekkingen gemonteerd zijn.
Fig. 8
Het zaaglint ontspannen
➀
en wegnemen. Het nieuwe zaa-
glint erop leggen en iets spannen. Het lintwiel met de
hand in de zaagrichting draaien en tegelijkertijd het zaa-
glint definitief spannen. De spanning is afhankelijk van de
breedte van het zaaglint. Brede zaaglinten kunnen strakker
dan smalle linten worden gespannen. Een te hoge span-
ning kan het voortijdig breken van het lint tot gevolg heb-
ben.
Zijwaartse correctie – Fig. 9
1. Het zaaglint dient nagenoeg in het midden van de
wielen te lopen.
2. Het bovenste wiel met de hand in de zaagricht-
ing draaien en door middel
➀
van de knop zijwaarts
corrigeren.
3. Na het corrigeren de gekartelde moer vastdraaien.
Instelling van het toerental – Fig. 10
Het verstellen van het toerental moet worden uitgevoerd als
de aandrijvingsmotor loopt.
1. De handknop
(1)
van de klemrichting iets losdraaien.
2. Het toerental met de hefboom
(2)
instellen.
3. De handknop
(1)
van de kleminrichting vastdraaien.
Toerentalbereik
Hefboom bovenaan –
minimale toerental
370 m/min.
Voor de bewerking van aluminium, messing, koper,
harde kunststofsoorten.
Hefboom onderaan –
maximale toerental
750 m/min.
Voor de bewerking van hout.
Geleiding van het zaaglint – Fig. 9
De bovenste geleiding
➂
van het zaaglint kunt U tot
een
werkstukhoogte van 205 mm
instellen. Een zo klein
mogelijke afstand ten opzichte van het werkstuk waarborgt
een optimale geleiding en veilig werken!
Tegendruklagers – Fig. 10
De tegendruklagers
➀
nemen de transportdruk van het
werkstuk op. U moet het bovenste en het onderste lager
zodanig instellen, dat het iets tegen de achterkant van het
zaaglint aanloopt.
Geleidingsvingers – Fig. 10
De bovenste en de onderste geleidingsvinger
➁
moet U
telkens op de breedte van het zaaglint instellen. De voor-
kant van de vingers mag hoogstens de ruimte tussen de
tanden van het zaaglint bereiken. De geleidingsvingers di-
enen het zaaglint licht aan te raken.
Het zaaglint mag niet ingeklemd worden!
Werkvoorschriften:
De volgende aanbevelingen zijn voorbeelden
voor het veilige gebruik van bandzagen (p. K4).
De volgende veilige werkmethodes worden als een bijdrage
tot de veiligheid beschouwd, maar kunnen niet voor elke af-
zonderlijke toepassing geschikt zijn of helemaal toegepast
worden. Ze kunnen niet alle mogelijke gevaarlijke toestan-
den behandelen en moeten zorgvuldig geïnterpreteerd wor-
den.
• Bij het werken in gesloten ruimtes de machine aan een
afzuiginrichting aansluiten. Bij het industrieel gebruik
moet een afzuiger gebruikt worden die voldoet aan de
industriële voorschriften.
• Als de machine buiten gebruik is, b.v. na de werkzaam-
heden, moet de zaagband ontspannen worden. Laat een
berichtje na voor het spannen van de zaagband voor de
volgende gebruiker van de machine.
• Niet gebruikte zaagbanden samen (zie pagina 6) en
veilig op een droge plaats bewaren. Voor het gebruik op
defecten (tanden, scheuren) controleren. Zaagbanden
met defecten niet gebruiken!
• Draag veiligheidshandschoenen als u met de zaagban-
den werkt.
• Voor u begint te werken moeten alle beschermings- en
veiligheidsinrichtingen aan de machine veilig gemon-
teerd zijn.
• Reinig de zaagband of de zaagbandgeleiding nooit met
een borstel of een schraper die u met de hand vasthoudt
terwijl de zaagband loopt. Zaagband met harsaanslag
brengen de werkveiligheid in gevaar en moeten regel-
matig gereinigd worden.
• Tot
uw
persoonlijke
veiligheidsuitrusting
ho-
ren een veiligheidsbril en een oorbescherm-
ing.
Bij
lang
haar
een
haarnet
dragen.
Losse mouwen tot boven de ellebogen oprollen.
• Tijdens het werken de zaagbandgeleiding altijd zo dicht
mogelijk tegen het werkstuk plaatsen.
• Zorg voor voldoende verlichting in het werkbereik en in
de omgeving van de machine.
• Gebruik voor rechte snedes altijd de lengteaanslag om
het kantelen of wegglijden van het werkstuk te verhin-
deren.
• Voor het bewerken van smalle werkstukken met hand-
voeding de schuifstok gebruiken.
• Voor schuine snedes de zaagtafel in de passende
stand brengen en het werkstuk aan de lengteaanslag
geleiden.
• Voor het snijden van zwaluwstaarten en zwalu-
wstaartachtige pennen of van wiggen de zaag-
tafel telkens in de plus- en minpositie draaien.
Let op een veilige werkstukgeleiding.
• Bij boogvormige en onregelmatige snedes het werkstuk
met beide handen – vingers tegen elkaar – gelijkmatig
vooruit schuiven. Met de handen het werkstuk op een
veilige plaats vasthouden.
• Voor het herhaaldelijk uitvoeren van boogvormige, onre-
gelmatige snedes een hulpsjabloon gebruiken.
• Bij het snijden van rondhout het werkstuk tegen het ver-
draaien beveiligen.
28