Gebruiksaanwijzing
15
R(D/B)LQ011~0W1
Unit voor lucht-water-warmtepompsysteem en opties
4PW53150-1
[8]
Weektimer verwarmingsstand water voor huishoudelijk
gebruik
Alleen van toepassing op installaties met een tank voor warm water
voor huishoudelijk gebruik.
De lokale instellingen van de 'weektimer verwarmingsstand water
voor huishoudelijk gebruik' bepalen de minimale en maximale
verwarmingstijden van het water voor huishoudelijk gebruik en de
minimale tijd tussen twee verwarmingscycli van het water voor
huishoudelijk gebruik.
■
[8-00] Minimale bedrijfstijd: bepaalt de minimale tijd
gedurende welke het water voor huishoudelijk gebruik moet
worden verwarmd, zelfs wanneer de doeltemperatuur van
het warm water voor huishoudelijk gebruik al is bereikt.
■
[8-01] Maximale bedrijfstijd: bepaalt de maximale tijd
gedurende welke het water voor huishoudelijk gebruik moet
worden verwarmd, zelfs wanneer de doeltemperatuur van
het warm water voor huishoudelijk gebruik nog niet is bereikt.
Let op dat wanneer de unit geconfigureerd is om te werken
met een kamerthermostaat (zie "Configuratie van de
installatie van de kamerthermostaat" in de montage-
handleiding), alleen bij een vraag voor het koelen of
verwarmen van ruimten rekening wordt gehouden met de
weektimer voor de maximale bedrijfstijd. Wanneer er geen
vraag voor het koelen of verwarmen van ruimten is, blijft de
warmtepomp het water voor huishoudelijk gebruik
verwarmen tot de 'uitschakeltemperatuur warmtepomp' (zie
lokale instellingen [5]) is bereikt. Wanneer geen
kamerthermostaat is geïnstalleerd, wordt altijd rekening
gehouden met de weektimer.
■
[8-02] Antipendeltimer: bepaalt het minimuminterval tussen
twee verwarmingscycli van het water voor huishoudelijk
gebruik.
■
[8-03] Vertraging boosterverwarming: bepaalt de
opstartvertraging van de werking van de boosterverwarming
na het begin van de werking van de warmtepomp in de stand
verwarmen van water voor huishoudelijk gebruik.
Voorbeeld
[9] Instelpunten koelen en verwarmen
Deze lokale instelling is bedoeld om te voorkomen dat de gebruiker
een verkeerde temperatuur voor het uitlaatwater selecteert (nl. te
warm of te koud). Daartoe kunnen het instelbereik van de
verwarmingstemperatuur en het instelbereik van de koeltemperatuur
beschikbaar voor de gebruiker worden geconfigureerd.
■
[9-00] Bovenste limiet verwarmingsinstelpunt: maximale
uitlaatwatertemperatuur voor verwarmingswerking.
■
[9-01] Onderste limiet verwarmingsinstelpunt: minimale
uitlaatwatertemperatuur voor verwarmingswerking.
■
[9-02] Bovenste limiet koelinstelpunt: maximale uitlaatwater-
temperatuur voor koelwerking.
■
[9-03] Onderste limiet koelinstelpunt: minimale uitlaatwater-
temperatuur voor koelwerking.
■
[9-04] Instelling overregeling: bepaalt hoeveel de
watertemperatuur boven het instelpunt mag stijgen voordat
de compressor stopt. Deze functie is alleen van toepassing
in de verwarmingsstand.
1
Verwarming water voor huishoudelijk gebruik (1 = actief,
0 = niet actief)
2
Vraag warm water (1 = vraag, 0 = geen vraag)
t
Tijd
LET OP
Als de buitentemperatuur hoger is dan de lokale
instelling van parameter [4-02], dan wordt geen
rekening gehouden met de lokale instelling van
parameter [8-01] en [8-02].
t
1
0
1
0
[8-01]
[8-02]
[8-00]
1
Werking boosterverwarming (1 = actief, 0 = niet actief)
2
Werking warmtepomp verwarming water voor huishoudelijk
gebruik (1 = actief, 0 = geen vraag)
3
Vraag warm water (1 = vraag, 0 = geen vraag)
t
Tijd
LET OP
■
Zorg ervoor dat [8-03] altijd kleiner is dan de
maximale bedrijfstijd [8-01].
■
Door de vertraging van de boosterverwarming
aan te passen aan de maximale bedrijfstijd, kan
een optioneel evenwicht tussen energie-efficiëntie
en verwarmingstijd worden gevonden.
■
Als de vertragingstijd van de boosterverwarming
te hoog wordt ingesteld, kan het lang duren
voordat het warm water voor huishoudelijk
gebruik de ingestelde temperatuur bereikt na een
vraag om warm water voor huishoudelijk gebruik.
Instellingen
energiebesparing
Instellingen snel verwarmen
(standaard)
[8-01]
20~95 min
30 min
[8-03]
20~95 min
20 min
■
Bij een toepassing met vloerverwarming is het
belangrijk om de maximale uitlaatwatertemperatuur
bij het verwarmen te beperken volgens de
specificaties van de vloerverwarmingsinstallatie.
■
Bij een toepassing met vloerkoeling is het belangrijk
om de minimale uitlaatwatertemperatuur bij het
koelen (lokale instelling van parameter [9-03]) te
beperken tot 16~18°C om condensatie op de vloer te
voorkomen.
t
1
0
1
0
1
0
[8-03]
3
4PW53150-1 Page 15 Thursday, May 7, 2009 1:59 PM
Summary of Contents for RBLQ011AA6V3
Page 174: ...NOTES NOTES ...
Page 175: ......
Page 176: ...4PW53150 1 Irrtum und technische Änderungen vorbehalten 04 2009 ...