105
Bedien de gashendel op de zender heel voorzichtig en rij in het begin niet te hard, tot u vertrouwd bent met de reacties
van de auto op de bediening. Maak geen snelle en schokkende bewegingen met de bedieningselementen van de
zender.
Richt nooit met de antenne van de zender direct op het voertuig omdat het bereik dan sterk afneemt. Het grootste be-
reik wordt behaald als de antenne van de zender en het voertuig telkens verticaal staan en parallel aan elkaar liggen.
Als het voertuig de neiging heeft om naar links of rechts te trekken, moet u de trimregelaar voor de besturing op de
zender overeenkomstig instellen.
Bij het wisselen tussen vooruit- en achteruitrijden dient de gas-/remhendel op de zender zich kort (ong. 1 seconde)
in de neutrale stand te bevinden (neutrale stand = hendel loslaten, niet bewegen). Als de gas-/remhendel direct
zonder onderbreking van het vooruit naar achteruit wordt gewisseld vindt er een remfunctie van de aandrijving plaats
(voertuig rijdt
niet
achteruit).
U moet het rijden onmiddellijk stopzetten als u ongewone reacties van het voertuig op de commando's van de zender
registreert of als het voertuig niet meer reageert. Dit kan worden veroorzaakt door een zwakke rijaccu, zwakke bat-
terijen/accu’s in de zender of een te grote afstand tussen het voertuig en de zender.
Ook storingen op het gebruikte zendkanaal (bijv. draadloze transmissies door andere apparaten, Bluetooth
®
, WLAN)
of ongunstige zend-/ontvangstvoorwaarden kunnen een oorzaak zijn voor buitengewone reacties van het voertuig.
Aangezien de stroomvoorziening van de ontvanger afkomstig is van de snelheidsregelaar/rijaccu, leidt een zwakke of
lege rijaccu tot ongewenste bewegingen van het voertuig (bijv. het schokken van de stuurservo).
De spanning van de rijaccu daalt bijvoorbeeld bij plankgas kortstondig zo ver, dat de ontvanger niet meer de be-
nodigde bedrijfsspanning krijgt. Het voertuig versnelt dan wel maar de stuurservo reageert niet juist. Beëindig dan
onmiddellijk het gebruik van het voertuig en gebruik twee identieke nieuwe, volledig opgeladen accu's.
Als de rijaccu's leeg zijn, wacht dan ten minste 5 - 10 minuten, totdat de motor en de rijregelaar voldoende zijn afge-
koeld. Start pas daarna een nieuwe rit met volle rij-accu’s.
i) Rit beëindigen
Om het rijden te beëindigen gaat u als volgt te werk:
•
Laat de gas-/remhendel op de zender los, zodat deze in de neutrale positie staat en laat het voertuig uitrollen.
•
Schakel de rijregelaar uit nadat het voertuig tot stilstand is gekomen (schakelstand "OFF").
Raak de wielen of de aandrijving hierbij niet aan en beweeg in geen geval de gas-/remhendel op de zender! Houd
het voertuig niet aan de wielen vast!
Opgelet!
Motor, rijregelaar en rijaccu's worden tijdens het bedrijf erg warm! Raak deze onderdelen daarom niet
onmiddellijk aan na het rijden, kans op brandwonden!
•
Ontkoppel de beide rijaccu's van de rijregelaar. Maak de stekkerverbinding volledig los.
•
Pas dan mag de zender worden uitgeschakeld.
Summary of Contents for 2330830
Page 118: ...118 ...
Page 119: ...119 ...