63
Nederlands
11) Meetwaarden bekijken
De ISQ-waarden worden direct op het scherm weergegeven. Om de gemeten waarden te doorlopen, gebruikt
u de pijltjes.
Op een abutment meten
Wanneer een meting op een abutment of op een implantaat met een “ingebouwd” abutment wordt
uitgevoerd, zal de ISQ-waarde lager zijn in vergelijking met een meting die op het implantaat wordt uitgevoerd.
Dit wordt veroorzaakt door het verschil in hoogte boven het bot. Om erachter te komen wat het verschil in ISQ is ten
opzichte van de uitgevoerde meting op implantaatniveau, moet een meting worden uitgevoerd op het implantaat
voordat het abutment wordt bevestigd en vervolgens moet een tweede meting op het abutment worden uitgevoerd.
12) De resultaten interpreteren
Implantaatstabiliteit
Een implantaat heeft verschillende graden van stabiliteit in verschillende richtingen. De totale stabiliteit
bestaat uit de implantaatstabiliteit ten opzichte van het omliggende bot, en de stabiliteit van het bot zelf.
Er is altijd een richting waarin de stabiliteit het kleinst is en een richting waarin de stabiliteit het grootst is en
deze twee richtingen staan loodrecht op elkaar. De SmartPeg meet de stabiliteit in beide richtingen waardoor
twee verschillende ISQ-waarden kunnen worden verkregen voor hetzelfde implantaat. Soms zullen de twee
ISQ-waarden zeer dicht bij elkaar liggen of zelfs gelijk zijn. De hoge waarde, die meestal in de mesiodistale
richting wordt gemeten, reflecteert met name de stabiliteit ten opzichte van het bot. Als een lagere waarde
wordt gemeten, reflecteert deze voornamelijk de totale stabiliteit, waarbij de botanatomie een rol speelt.
De ISQ-waarde
Stabiliteitsmetingen met de Osstell IDx moeten worden uitgevoerd nadat het implantaat of het abutment
is aangebracht, ervan uitgaande dat het implantaat bereikbaar is. Metingen moeten worden uitgevoerd bij
het plaatsen van het implantaat en voordat het implantaat wordt belast of voordat het abutment wordt
bevestigd. Na elke meting worden de ISQ-waarden geregistreerd en gebruikt als baseline voor de volgende
meting die wordt uitgevoerd. Een verandering in de ISQ-waarde betekent een verandering in de stabiliteit van
het implantaat.
In het algemeen duidt een stijging van de ISQ-waarden ten opzichte van de vorige meting op een
progressie naar een grotere implantaatstabiliteit, terwijl een daling van de ISQ-waarden duidt op een verlies van
stabiliteit en mogelijk op falen van het implantaat. Een stabiele ISQ-waarde duidt erop dat er geen verandering in
stabiliteit is opgetreden. ISQ-waarden zijn niet gecorreleerd met andere methoden voor het meten van
implantaatmobiliteit.
Osstell Connect
Door in te loggen op
www.OsstellConnect.com
krijgt u toegang tot hulpmiddelen voor het interpreteren en
analyseren van uw gegevens. Vanuit veiligheidsoverwegingen worden namen van patiënten niet geüpload
naar Osstell Connect. Om de corresponderende patiënt te vinden moet u daarom “Referentienummer”
gebruiken als identificatiemiddel.
13) Schoonmaken en onderhouden
Instrument:
kan worden schoongemaakt met een vochtige doek met water of een
isopropylalcohol-oplossing.
SmartPegs:
uitsluitend voor éénmalig gebruik.
Sonde en
SmartPeg
Mount:
moeten in een autoclaaf gesteriliseerd worden overeenkomstig de aanbevolen
sterilisatiemethode, gevalideerd tot een gegarandeerd steriliteitsniveau (SAL),
overeenkomstig ISO 17665-1 en ISO 17664. Andere sterilisatiecycli zijn mogelijk ook
geschikt, hoewel individuele tandartsen of ziekenhuizen wordt aangeraden andere
methoden vóór gebruik te valideren. De sonde en de SmartPeg Mount moeten tijdens
het sterilisatieproces in een geschikte verpakking worden geplaatst.